Als de Belastingdienst het verkeerde eigenwoningforfait toepast bij de berekening van de aanslag van een eigenaar van twee woningen, kan de heffing toch intact blijven. Dat is namelijk het geval als het andere eigenwoningforfait van toepassing is en dit hoger is.
Een woning stond heel 2015 te koop. De verkoop en levering vond plaats op 31 december 2015 respectievelijk 28 juli 2016. De eigenaar van de woning stond tot 1 augustus 2016 ingeschreven op de woning. Daarnaast bezat hij sinds 2001 een recreatiewoning, die hij in zijn aangiften IB/PVV over jaren vóór 2105 opgaf als box 3-vermogen. Hij stond echter tussen 1 augustus 2016 en 20 augustus 2018 ingeschreven op een ander adres dan dat van de verkochte woning of recreatiewoning. Toch gaf de man in zijn aangiften IB/PVV over 2015 en 2016 beide woningen als eigen woning op. Daarbij trok hij de rente over de twee bijbehorende hypotheekschulden af. De Belastingdienst ging hiermee niet akkoord. De inspecteur stond wel de aftrek van de rente over de hypotheek voor de verkochte woning toe. Tegelijkertijd nam hij het eigenwoningforfait met betrekking tot de recreatiewoning in aanmerking.
Recreatiewoning blijft in box 3
De man tekent beroep aan tegen de berekening van de aanslag door de Belastingdienst. Voor Hof Den Haag stelt hij dat de recreatiewoning in 2015 en 2016 zijn hoofdverblijf was. Maar het hof verwerpt deze stelling. De man heeft nooit op het adres van de recreatiewoning ingeschreven gestaan. Op basis van een gemeentelijke verordening is permanente bewoning zelfs verboden. Bovendien heeft hij deze woning in 2015 en 2016 regelmatig aan derden verhuurd. De bijbehorende hypotheekrente is daarom niet aftrekbaar.
Te koop staande eigen woning
De woning die te koop heeft gestaan en is verkocht, vormde in 2015 en een deel van 2016 wel het hoofdverblijf van de man. In verband met medische behandelingen in een ziekenhuis heeft de man regelmatig enige tijd in die woning verbleven. Dit leverde hem zelfs een conflict op met de Vereniging van Eigenaren, die breek- en herstelwerkzaamheden in het gebouw had gepland. Deze werkzaamheden waren volgens de man echter medisch onverantwoord tijdens zijn verblijf aldaar. Omdat de verkochte woning het hoofdverblijf van de man vormde, mag hij de bijbehorende hypotheekrente (tijdsevenredig) aftrekken. Maar het eigenwoningforfait is eveneens van toepassing. Dit forfait bedraagt meer dan het forfait voor de recreatiewoning. Het hof honoreert het beroep van de fiscus op interne compensatie. Het bedrag van het forfait is dus niet te hoog vastgesteld.
Wet: art. 3.111, eerste en tweede lid, 3.112, vierde lid en 5.3, tweede lid, onderdeel a Wet IB 2001
Geef een reactie