Zo lang de verkoper van een woning deze woning blijft bewonen, is fiscaal gezien geen sprake van een eigen woning voor de koper. Zo oordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
De uitspraak van de rechtbank zag op een man die heel 2016 in België woonde. De man kocht op 1 oktober 2015 een woning in Nederland. Deze woning was bedoeld om samen met zijn echtgenoot te bewonen. De verkopers bleven echter de woning bewonen tot de datum van de feitelijke levering: 31 augustus 2016. Vanaf die datum begon het Belgische echtpaar met het verbouwen van de woning. De echtgenoot van de man schreef zich op 7 juni 2017 in op het adres van de Nederlandse woning. De man volgde op 5 april 2019, nadat hij zijn Belgische woning had verkocht. De vraag is vanaf welk moment de Nederlandse woning de eigen woning van de man kon zijn.
Geen leegstaande woning
Een belastingplichtige kan onder voorwaarden naast zijn hoofdverblijf een tweede woning aanmerken als eigen woning. Dat kan bijvoorbeeld als die tweede woning leeg staat of in aanbouw is en uitsluitend is bestemd om tijdig als eigen woning te dienen. Tijdig wil zeggen in het desbetreffende kalenderjaar of in een van de drie daaropvolgende drie jaren. Maar de man zit met het probleem dat tot 31 augustus 2016 de verkopers in de woning verbleven. De woning stond dus niet leeg. Pas vanaf 31 augustus 2016 kan de woning als eigen woning kwalificeren. In het voorafgaande deel van 2016 is de Nederlandse woning voor de kopers een woning in box 3. Deze is forfaitair belast tegen de WOZ-waarde.
Wet: art. 2.1, eerste lid, onderdeel b, 3.111, eerste lid, onderdeel a en derde lid, 5.20 en 7.7 Wet IB 2001
Geef een reactie