De overdracht van een juridisch recht van een persoonlijke holding van een dga aan een vennootschap waarin zijn partner 50% van de aandelen bezit, kan een schenking zijn. Daarbij is van belang dat het desbetreffende recht inderdaad tot het vermogen van de holding heeft behoord. Anders doet zich geen schenking voor.
In een zaak voor Zeeland-West-Brabant bezat een man via zijn eigen houdstermaatschappij alle aandelen in een bv. Deze bv was met een stichting aan het onderhandelen over het leveren van tijdelijke huisvesting. De bv had de stichting bouwtekeningen en offertes gestuurd, maar uiteindelijk sloot de stichting een huurovereenkomst met een nv. De man had deze nv samen met zijn vriendin opgericht. De bv sloot wel een aanneemovereenkomst met de nv om de tijdelijke huisvesting te bouwen. De Belastingdienst stelde dat een schenking had plaatsgevonden door de dga via de bv aan de vriendin. Deze schenking was gelijk aan de helft van het verschil tussen de waarde van het huurcontract en de aanneemsom.
Huurovereenkomst gesloten met de nv
De vrouw betwist dat een schenking heeft plaatsgevonden en gaat in beroep. De rechtbank redeneert als volgt. Wil sprake zijn van een schenking door de man, dan moet hij zijn verarmd doordat de nv en de stichting het huurcontract zijn aangegaan. Aan de ene kant heeft de bv wel voorbereidingswerkzaamheden verricht waardoor de huurovereenkomst tot stand is gekomen. Maar deze werkzaamheden hebben niet geleid tot een juridisch afdwingbaar recht met een economische waarde. Uiteindelijk is immers de huurovereenkomst gesloten tussen de stichting en de nv. De rechtbank oordeelt daarom dat de rechten die voortvloeien uit het huurcontract nooit tot het vermogen van de bv hebben behoord. Daardoor is de bv of de dga niet verarmd en heeft dus evenmin een schenking plaatsgevonden.
Geef een reactie