Heeft een IB-ondernemer in de privésfeer een recht verkregen op een appartement, dat is bestemd voor duurzame zelfbewoning? Dan zal de ondernemer bij de inbreng van dit appartementsrecht de waarde in bewoonde staat moeten hanteren.
Een man en zijn partner hadden in 2005 tezamen een woonappartement gekocht. De man rekende de onverdeelde helft van het appartementsrecht tot zijn ondernemingsvermogen. De samenleving is in 2006 beëindigd. De man heeft per 1 januari 2007 het aandeel in het appartementsrecht van zijn partner overgenomen en ook die helft tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. In het jaar 2010 heeft hij zijn onderneming gestaakt en is het boekverlies op het appartementsrecht in geschil. De man stelt dat hij de overgenomen helft heeft aangekocht ten behoeve van de onderneming. Daarom meent hij het appartementsrecht tegen de aanschaffingskosten te mogen activeren.
Inbrengwaarde is waarde in bewoonde staat
Hof Amsterdam (NTFR 2019/2165) is met de inspecteur van oordeel dat de overgenomen helft vanuit het privévermogen is ingebracht in de onderneming. Daarom moet de ondernemer de inbrengwaarde op de waarde in bewoonde staat stellen. De Hoge Raad onderschrijft dat oordeel. De verdeling van de gezamenlijke bezittingen na beëindiging van de samenlevingsovereenkomst vindt naar haar aard plaats in de privésfeer. De man heeft de overgenomen helft dan ook in de privésfeer verworven. Bovendien was het appartement voor duurzame zelfbewoning bestemd en dat zou ook blijven. Daarom is de fiscus voor de inbrengwaarde terecht uitgegaan van de waarde van het appartement in bewoonde staat.
Wet: art 3.8 Wet IB 2001
Geef een reactie