Uitkeringen aan nabestaanden van slachtoffers van de MH17-ramp kunnen kwalificeren als vrijgestelde uitkeringen. Is de werkgever de polis aangegaan, dan moet men kijken naar de premie.
Een vrouw behoorde tot de MH17-slachtoffers. Haar werkgever had voor de periode 25 juli 2007 – 15 maart 2010 een collectieve zakelijke reis- en ongevallenverzekering gesloten voor haar werknemers. Deze verzekering voorzag mede in een uitkering bij overlijden door een ongeval. Op grond van deze verzekering is een bedrag van $ 500.000 uitgekeerd aan de zus van de overleden werkneemster. Volgens de inspecteur vormde deze uitkering belast loon uit vroegere dienstbetrekking van de zus. Hof Arnhem-Leeuwarden deelde die visie. Zie ook: NTFR 2020/592.
Niet opsplitsen in modules
In cassatie houdt deze hofuitspraak echter geen stand. Het oordeel dat de werkgever van de zus één zakelijke reis- en ongevallenverzekering heeft afgesloten, is overigens niet bestreden. Maar het hof kon dan afleiden dat men de verzekerde risico’s als één samenstel in aanmerking moet nemen. En dus is er geen aanleiding voor splitsing in verschillende modules.
Uitkering is misschien vrije verstrekking
Onder dit uitgangspunt moet men de vraag beantwoorden of de verstrekking van de zakelijke reis- en ongevallenverzekering een vrije verstrekking vormt. Dit moet men beoordelen vanuit de premie die voor die verzekering als geheel is verschuldigd. Bij een bevestigend antwoord op deze vraag moet men de polis aanmerken als een vrije verstrekking die plaatsvindt buiten de loonsfeer. Dit betekent dat een vrijstelling van de in de polis begrepen aanspraak op een overlijdensuitkering en de daaraan gekoppelde omkeerregel niet aan de orde komen. De overlijdensuitkering vormt dan geen loon. Het hof heeft de zojuist genoemde vraag echter niet beantwoord. Daarom verwijst de Hoge Raad de zaak naar Hof Den Bosch.
Wet: art. 11, eerste lid, onderdelen b en h en 17 Wet LB (tekst 1 januari 2010)
Geef een reactie