De enkele omstandigheid dat de aangifte loonheffingen niet overeenstemt met de administratie, betekent nog niet dat de administratieplicht is geschonden.
Een bv dreef een horecaonderneming. Volgens de inspecteur had zij met betrekking tot de loonheffingen 2011 – 2012 de loonadministratieplicht geschonden. Daarom heeft de fiscus een informatiebeschikking vastgesteld. Hof Den Haag heeft die beschikking in stand gelaten. Zie ook: NTFR 2020/256. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak echter op verschillende onderdelen. In de eerste plaats is het hof ten onrechte niet ingegaan op verweren van de bv over de constateringen van de inspecteur over de maand december 2012. Het hofoordeel dat belanghebbende voor die maand niet heeft voldaan aan de administratieplicht, is daardoor ondeugdelijk. Ten overvloede merkt de Hoge Raad hierbij nog het volgende op over de situatie waarin de aangifte loonheffingen niet overeenstemt met de administratie. In dat geval staat nog niet vast dat de inhoudingsplichtige de administratieplicht heeft geschonden. Die conclusie is pas gerechtvaardigd bij ‘ernstige’ gebreken in de administratie.
Motivering schending administratieplicht
In de tweede plaats kan volgens de Hoge Raad evenmin door de beugel het oordeel van het hof dat belanghebbende met hetgeen zij in de loonadministratie voor de maanden januari 2011 t/m december 2011 heeft vastgelegd, niet heeft voldaan aan de administratieplicht. De bevindingen die het hof daaraan ten grondslag heeft gelegd, zijn daarvoor niet toereikend. In de derde plaats is ook het door het hof op basis van bewijsvermoedens gegeven oordeel met betrekking tot de loonadministratie over de periode januari t/m november 2012 onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad merkt daarbij nog het volgende op. De vaststelling dat de administratieplicht is geschonden, moet gebaseerd zijn op bevindingen die voortvloeien uit een onderzoek naar de administratie van de administratieplichtige. De vraag of aan de administratieverplichtingen al of niet is voldaan, moet men per tijdvak beantwoorden. Dat naheffing over meer dan één aangiftetijdvak kan geschieden bij één naheffingsaanslag, doet daaraan niet af.
Gebruik van vermoedens
Bij het geven van een bewijsoordeel kan het gebruik van vermoedens aan de orde komen. Dat zal vooral geboden zijn in gevallen waarin hetgeen moet worden bewezen niet of bezwaarlijk waarneembaar is voor de rechter of voor de partij op wie de bewijslast rust. Dit doet zich doorgaans niet voor bij de beoordeling van een administratie. Bij een voorhanden zijnde administratie kan de inspecteur namelijk aanwijzen wat daarin ontbreekt of onjuist is. Het zware verwijt dat een administratieplichtige in bepaalde, niet onderzochte, aangiftetijdvakken niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht mag daarom in de regel niet gebaseerd zijn op het niet-naleven van de administratie- en bewaarplicht in wel onderzochte tijdvakken.
Uitzondering
Dit is alleen anders wanneer voldoende zwaarwegende redenen bestonden waarom dat onderzoek achterwege kon blijven. Bovendien moet dan aannemelijk zijn dat in de niet-onderzochte tijdvakken zich dezelfde of soortgelijke tekortkomingen hebben voorgedaan. Bij de beoordeling of dit aannemelijk is, kunnen vermoedens worden gehanteerd die zijn gebaseerd op vaststaande feiten. Van dergelijke vermoedens moet met terughoudendheid gebruik worden gemaakt, aldus de Hoge Raad.
Geef een reactie