Mr. Hans de Haan geeft een commentaar op een arrest van de Hoge Raad. Volgens de Hoge Raad is bij box 3-heffing voor iemand sprake van een individuele en buitensporige last als de box 3-heffing meer is dan het werkelijke rendement. Daarbij is ook het overige inkomen relevant. Van een buitensporige last is alleen sprake als iemand op zijn vermogen moet interen om de belasting te kunnen betalen.
Aan een vrouw waren voor 2016 en 2017 aanslagen IB/PVV opgelegd waarbij ook over box 3 was geheven. In 2016 genoot de vrouw € 1.761 uit het vermogen en moest € 1.543 box 3-heffing betalen. Voor 2017 had zij een opbrengst van € 1.244 en moest zij € 1.354 box 3-heffing betalen over haar vermogen.
Aanwijzing massaal bezwaarprocedure
De staatssecretaris heeft voor beide jaren de bezwaren tegen de box 3-heffing aangewezen als massaal bezwaar. Voor 2017 geldt de aanwijzing voor de rechtsvraag of de box 3-heffing op regelniveau strijdig is met art. 1 EP (de stelselvraag). Het bezwaar van de vrouw heeft zowel betrekking op deze stelselvraag als op de individuele vraag of de box 3-heffing leidt tot een buitensporige last.
HR: Hof had niet mogen beslissen op stelselvraag
Volgens de Hoge Raad heeft Hof Den Bosch ten onrechte geen splitsing van het bezwaar aangebracht. Het hof heeft ook ten onrechte de stelselvraag beantwoord. Het hof heeft bovendien de individuele vraag onjuist beantwoord. Bij de beoordeling of de box 3-heffing een individuele en buitensporige last oplevert, moet de rechter die heffing bezien in samenhang met de gehele financiële situatie van de vrouw. Daarbij moet ook in aanmerking worden genomen of zij een zodanig laag inkomen heeft dat zij op haar vermogen moet interen om de belasting te voldoen. Als de vrouw door de box 3-heffing inteert op haar vermogen, kan dat een aanwijzing zijn dat zij door die heffing wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last.
Commentaar mr. Hans de Haan
Taxence vroeg mr. Hans de Haan, verbonden aan RED Tax Specialists BV te ’s-Hertogenbosch, om een reactie op dit arrest.
Het belang van dit arrest is vooral daarin gelegen dat de Hoge Raad enige handen en voeten geeft aan het begrip individuele buitensporige last. De rechtspraak tot nu toe gaf eigenlijk alleen maar aan wanneer daarvan géén sprake was. Volgens die rechtspraak moet namelijk het totale inkomen (box 1, box 2 en box 3) in de beschouwing worden betrokken en gaat het om het hele inkomens- en vermogensplaatje van een belastingplichtige. Zo nam Hof Den Bosch in die afweging ook het feit mee dat mevrouw over een eigen woning zonder hypotheekschuld beschikte. Het hof besliste daarom dat er geen sprake was van zo’n individuele buitensporige last. Maar zie: daarin brengt de Hoge Raad nu toch een nuancering aan. Is de belastingheffing in box 3 hoger dan de werkelijk genoten inkomsten uit sparen en beleggen? En is het overig inkomen dusdanig laag waardoor een belastingplichtige moet interen op zijn of haar vermogen om de box 3-heffing te kunnen betalen? Dan kan dat een aanwijzing opleveren van een buitensporige last.
Binnenkort verschijnt een uitgebreid commentaar van mr. Hans de Haan in het NTFR. Nog geen abonnee? Klik dan hier om 3 maanden kennis te maken met NTFR.
Wet: art. 5.2 en 5.3 Wet IB 2001 (tekst 2017) en art. 1 EP EVRM
Geef een reactie