Dat de afnemers van een prestatie het onderling niet eens worden over de kostenverdeling is geen reden voor de btw-ondernemer om geen factuur uit te reiken.
Een dga vormde samen met vijf vennootschappen een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting. Alle onderdelen van de FE deden echter afzonderlijk aangifte voor de omzetbelasting. De dga hield daarnaast indirect alle aandelen in een bv met een 80% deelneming in een andere bv. De FE renoveerde in 2015 en 2016 containers voor een gezamenlijk project van de bv’s waarin de dga indirect ook een belang van 100% respectievelijk 80% had. In verband met de prestaties die de FE verrichtte voor de bv’s, gaf zij in haar balansen van 2015 en 2016 bedragen aan nog te factureren omzet op. Maar deze bedragen factureerde zij pas in 2019. De FE gaf als reden op dat tussen de bv’s onenigheid bestond over de verdeling van de kosten.
Prestaties zijn verricht en afgenomen
Zowel de fiscus als Rechtbank Den Haag ziet in het geschil tussen de afnemers echter geen reden voor de FE om de facturering uit te stellen. De FE heeft immers niets met dat geschil te maken. Zij heeft prestaties voor de bv’s verricht en de bv’s hebben deze prestaties afgenomen. De FE had daarom in 2015 en 2016 gewoon facturen aan de bv’s moeten uitschrijven. Over die facturen had de FE vervolgens btw moeten afdragen. Nu zij dat heeft nagelaten, mag de inspecteur de niet-afgedragen btw naheffen.
Geef een reactie