Wie zich tijdens een advies over een renteswap in een fiscale constructie laat bijstaan door een toezichthouder op een bank, heeft toegang tot kennis van de risico’s van zo’n swap. Hij kan daarom later geen beroep doen op dwaling.
Een man had 55% van de aandelen in een moedervennootschap die was opgericht naar Belgisch recht. De drie kinderen van de man hielden de resterende 45%. De man had medio december 2006 een gesprek met een bank. In dit gesprek ging het over het risico dat zijn kinderen dubbele erfbelasting zouden betalen als de overdracht van de aandelen pas na het overlijden van de man zou plaatsvinden. Om dit te voorkomen, adviseerde de bank in 2007 een fiscale constructie. Een onderdeel van het advies was om een hypothecaire geldlening aan te gaan van € 2,34 miljoen en het geleende geld te beleggen. De man en/of zijn vennootschappen gingen daarom een financieringsovereenkomst, een renteswap en een vermogensbeheerovereenkomst aan.
Beroep op dwaling
Met het verstrijken van de tijd raakte de man ontevreden over de gang van zaken. Door rentedalingen kreeg de renteswap een negatieve waarde. Ook bleek vervroegde aflossing in theorie voordelig maar praktisch onmogelijk te zijn. De man doet daarom een beroep op dwaling om onder de renteswap en vermogensbeheerovereenkomst uit te komen. Hij stelt ook dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden. Rechtbank Amsterdam gaat hierin niet mee. Een belangrijke reden is dat de man tijdens de gesprekken met de bank is bijgestaan door zijn zoon. Deze zoon heeft bedrijfseconomie gestudeerd en vanaf 1997 toezichthouder banken geweest bij De Nederlandsche Bank. Ook heeft hij drie jaar bij de Financial Security Authority in Londen gewerkt en vervolgens toezicht op ING gehouden. Daarmee moet de zoon voldoende inzicht hebben gehad in financiële producten om het risico van een renteswap te kennen.
Wet: art. 53 Boek 3 BW
Geef een reactie