Advocaat-generaal de Bock concludeert dat schoonmakers die gebruik maken van het platform van Helpling Netherlands B.V. in dienst zijn bij dat bedrijf.
Helpling Netherlands B.V. exploiteert een online platform waar onder meer schoonmakers en huishoudens afspraken kunnen maken over uit te voeren huishoudelijke werkzaamheden. De werking van het platform is als volgt. Een huishouden en een schoonmaker kunnen beiden een profiel aanmaken. De schoonmaker kan op zijn profiel niet alleen een prijzende tekst en een vermelding van zijn specialiteiten plaatsen, maar ook zijn eigen agenda beheren en invullen. De schoonmaker bepaalt zelf het uurtarief waarvoor hij huishoudelijke werkzaamheden verricht. Helpling heeft daarbij een minimum en een maximum ingesteld. Het minimum is het wettelijk minimumloon. Maar het maximum uurloon van € 45 bruto is op verzoek van de schoonmaker handmatig te verhogen. Helpling hanteert verder een gebruikershandleiding waarin de regels voor het gebruik van het platform staan. Vakbondorganisatie FNV meent dat sprake is van een gewone arbeidsovereenkomst tussen Helpling en de schoonmakers. Volgens Helpling zijn de huishoudens de werkgevers.
Hof gaat uit van uitzendovereenkomst
Hof Amsterdam (NTFR 2021/3689) heeft geoordeeld dat tussen de schoonmakers en Helpling sprake is van een uitzendovereenkomst. Daarnaast oordeelt het hof dat Helpling in strijd handelt met het verbod om arbeidskrachten ter beschikking te stellen zonder registratie in het handelsregister. Verder wijst het hof op een beding in de algemene voorwaarden van het platform. Dit beding verbiedt een schoonmaker om gedurende 24 maanden na het laatste contact met Helpling, zonder Helpling schoonmaakdiensten overeen te komen. Volgens het hof is dit beding nietig wegens strijd met belemmeringsverbod. Ten slotte oordeelt het hof dat Helpling niet kwalificeert als een schoonmaakbedrijf, zodat de Schoonmaak-cao niet van toepassing is. Maar zowel FNV als Helpling hebben klachten over onderdelen van het hofoordeel. Zij gaan daarom in cassatie.
Particulier huishouden kan niet optreden als inlener
Advocaat-generaal (A-G) de Bock concludeert onder andere dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake was van een uitzendovereenkomst. Een particulier huishouden kan namelijk niet optreden als inlener. Er is immers geen sprake van terbeschikkingstelling van de uitzendkracht in het bedrijf van de inlener. Maar enkele klachten over de oordelen van het hof met betrekking tot toezicht en leiding slagen ook. Meer specifiek gaat het om het oordeel dat geen sprake kan zijn van een gezagsverhouding met Helpling, doordat de huishoudens feitelijke aanwijzingen kunnen geven over de te verrichten schoonmaakwerkzaamheden. De A-G is het niet eens met dit oordeel. Daardoor luidt haar conclusie dat sprake is van een gewone arbeidsovereenkomst tussen de schoonmakers en Helpling.
Wet: art. 7:690 BW, art. 5, eerste lid Wet LB en art. 7a en 9a Waadi
Bron: Parket bij de Hoge Raad 5 juli 2024, ECLI:NL:PHR:2024:730, 21/05264
Geef een reactie