Een recente uitspraak van Rechtbank Noord-Holland maakt duidelijk dat het niet zo gemakkelijk is om een beroep te doen op begunstigend beleid of de meerderheidsregel. Het is immers mogelijk dat de inspecteur in het verleden niet kritisch genoeg was, maar inmiddels zijn houding heeft bijgesteld.
Een podiumkunstenaar ontving in 2016 inkomsten van een bv en van verschillende stichtingen. Bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV over 2016 merkte de Belastingdienst de gage van een van de stichtingen aan als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. Volgens de podiumkunstenaar was sprake van winst uit onderneming. Hij ging daarom in beroep. Hij verwees naar bezwaarprocedures van zijn gemachtigde met betrekking tot andere artiesten. Daarbij had de fiscus 140 arbeidsverhoudingen van 58 belastingplichtigen in 123 uitspraken op bezwaar geaccepteerd als winst uit onderneming. De man stelt dat hier sprake is van begunstigend beleid en dat hij een beroep kan doen op de meerderheidsregel. Daardoor moet de inspecteur zijn opbrengst bestempelen als winst uit onderneming, aldus de man.
Fiscus was vroeger te laks
De inspecteur ontkent het bestaan van een begunstigend beleid. Hooguit heeft de Belastingdienst in het verleden wellicht te gemakkelijk vertrouwd op informatie in de verminderingsverzoeken van de podiumkunstenaars. De rechtbank vindt dit een goed tegenargument. Het beroep op de meerderheidsregel faalt eveneens. De podiumkunstenaar heeft twee gevallen aangewezen uit de bijgevoegde stukken die volgens hem het best vergelijkbaar zijn met zijn situatie. De inspecteur verklaart dat het in een van die gevallen ging om toekenning van de kwalificatie ondernemer op grond van het vertrouwensbeginsel. De inkomsten in het andere geval zijn gekwalificeerd als loon uit dienstbetrekking. De rechtbank verklaart het beroep van de man ongegrond.
Wet: art. 3.2, 3.81 en 3.94 Wet IB 2001
Geef een reactie