Als door een fout van het UWV geen loonheffing wordt ingehouden op een uitkering, mag de fiscus deze heffing niet verhalen op de uitkeringsgerechtigd die te goeder trouw is.
Een man ontvangt in 2019 en 2020 een WAO-uitkering van het UWV. Door een fout van het UWV blijft vanaf december 2018 de inhouding van loonheffing op zijn uitkering achterwege. De inspecteur legt de man aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) op voor 2019 en 2020. De man gaat in bezwaar en beroep tegen de aanslagen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart de beroepen van de man gegrond en vernietigt de aanslagen (NTFR 2023/817).
Fiscus had moeten naheffen bij UWV
De inspecteur gaat in hoger beroep bij het hof Den Bosch. Het hof oordeelt dat de man te goeder trouw is en ervan mocht uitgaan dat het UWV zijn verplichtingen nakwam. Het hof vindt dat de inspecteur de loonheffing bij het UWV had moeten naheffen in plaats van de man met de aanslagen te belasten. Het hof wijst ook op strijd met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de gevolgen van de fout van het UWV niet voor rekening van de man moesten komen. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de fiscus ongegrond.
Wet: art. 15 AWR, art. 27 Wet LB en art. 9.2 Wet IB 2001
Bron: gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 18 januari 2024 (gepubliceerd 23 januari 2025), ECLI:NL:GHSHE:2024:2945, 23/808 en 23/809
Geef een reactie