Een pensioen van het ABP telt in ieder geval voor de heffingskortingen als inkomsten uit vroegere arbeid. Men mag over zo’n pensioen daarom de arbeidskorting niet toepassen.
Verschillende heffingen
De heffingskorting geldt niet alleen voor de inkomstenbelasting, maar ook voor de premies volksverzekeringen. Ook de loonbelasting kent een heffingskorting, maar deze bevat minder bestanddelen. Voor zover iemand niet premieplichtig is voor een volksverzekering, heeft hij evenmin recht op het bijbehorende deel van de heffingskorting. De bedragen die staan vermeld in deze verdieping, zijn in beginsel de bedragen voor personen die alle premies moeten betalen.
Standaardheffingskorting
De zogeheten standaardheffingskorting voor de inkomstenbelasting bevat de volgende onderdelen:
- de algemene heffingskorting;
- de arbeidskorting;
- de inkomensafhankelijke combinatiekorting;
- de jonggehandicaptenkorting;
- de ouderenkorting;
- de alleenstaande ouderenkorting; en
- de korting voor groene beleggingen.
Algemene heffingskorting
In principe heeft iedere belastingplichtige recht op de algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting bedraagt maximaal € 2.711 (bedrag 2020). Heeft de belastingplichtige een box 1-inkomen van meer dan € 20.711? Dan daalt zijn algemene heffingskorting met 5,672% van het deel van het belastbare box 1-inkomen dat de € 20.711 overschrijdt.
Arbeidskorting
De arbeidskorting geldt voor belastingplichtigen met arbeidsinkomen. In beginsel berekent de fiscus de arbeidskorting op A + B + C – D. Daarbij geldt dat:
- A = 2,812% van het arbeidsinkomen, maar maximaal € 279 (bedrag 2020).
- B = 28,812% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 9.921. B is hooguit € 3.316 (bedrag 2020).
- C = 1,656% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 21.430. C kan echter niet meer bedragen dan € 224 (bedrag 2020).
- D = 6% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 34.954. D bedraagt maximaal € 3.819 (bedrag 2020).
ABP-pensioen
Voor Hof Den Bosch had een man de uitkering die hij van Stichting Pensioenfonds ABP ontving in zijn aangifte aangegeven als loon of uitkering Ziektewet. Daardoor was de arbeidskorting over dit inkomensbestanddeel toegepast. Het hof oordeelt echter dat dit niet terecht is. De uitkering is geen uitgestelde vergoeding voor tegenwoordige arbeid. De man kreeg de uitkering vanwege de vroegere dienstbetrekking die hij had bij een werkgever. De stelling van de man dat ook pensioen was opgebouwd tijdens een periode waarin hij geen arbeid had verricht, doet daar niets aan af.
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Heeft de belastingplichtige een arbeidsinkomen van meer dan € 5.072 (bedrag 2020) of mag hij de zelfstandigenaftrek toepassen? En staat gedurende minimaal zes maanden van het kalenderjaar een kind, dat aan het begin van het jaar nog geen twaalf jaar oud was, bij hem ingeschreven? Dan heeft de belastingplichtige in principe recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (iack). In het geval van een fiscaal partnerschap krijgt alleen degene met het laagste inkomen de iack. Bij gelijke inkomen, krijgt de oudste partner de iack. De iack bedraagt 11,45% van het deel van het arbeidsinkomen, dat de € 5.072 overschrijdt. De iack bedraagt maximaal € 2.881.
Jonggehandicaptenkorting
Wie recht heeft op een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, heeft ook recht op een heffingskorting. Dit is de jonggehandicaptenkorting. Deze heffingskorting bedraagt € 749 (bedrag 2020). Wie al recht heeft op de ouderenkorting, mag niet ook nog eens de jonggehandicaptenkorting toepassen.
(Alleenstaande) ouderenkorting
Wie aan het einde van het belastingjaar (of van zijn belastingplicht) volgens de AOW de pensioengerechtigde leeftijd, heeft recht op de ouderenkorting. De ouderenkorting bedraagt in 2020 € 1.622. Voor zover het verzamelinkomen meer bedraagt dan € 37.372, vindt een vermindering van de ouderenkorting plaats met 15% van het verzamelinkomen. Wie in principe recht heeft op een AOW-uitkering voor alleenstaanden, heeft daarnaast recht op de alleenstaande ouderenkorting van € 436 (bedrag 2020). De bedragen van de (alleenstaande) ouderenkorting worden niet aangepast aan het eventueel niet-verzekerd zijn voor de AOW.
Korting voor groene beleggingen
Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3 van € 59.477 (bedrag 2020) per fiscale partner. Daarnaast hebben die fiscale partners nog recht op een heffingskorting voor groene beleggingen van 0,7% van het vrijgestelde bedrag. Hierbij vindt geen correctie plaats voor het eventueel niet-verzekerd zijn voor de AOW.
Wet: art. 2.7, 5.13, 8.7, 8.10, 8.11, 8.14a, 8.16a, 8.17, 8.17a en 8.19 Wet IB 2001
Geef een reactie