Werkt een inwoner van België in Nederland en houdt zijn werkgever premies in voor een Belgisch pensioen dat niet onder een afkoopverbod valt? Dan valt deze pensioenregeling niet onder de omkeerregeling.
Een man woonde in België en werkte in dienstbetrekking voor een internationaal concern. Tot 1 juli 2007 was hij in België werkzaam en bouwde hij daar pensioen op. Sinds 1 juli 2007 was de man in Nederland werkzaam. Hij had na 1 juli 2007 zijn deelname aan de Belgische pensioenregeling voortgezet. Deze pensioenregeling bood een afkoopmogelijkheid. Voor de periode 1 juli 2007 tot 1 juli 2012 was de Belgische pensioenregeling voor de man aangewezen als een zuivere pensioenregeling. Voor deze regeling gold de omkeerregel. De man wenste voor 2013 de pensioenpremie af te trekken. Hof Den Bosch (zie NTFR 2019/1301 en ‘Aftrek Belgische pensioenpremie dankzij gelijkheidsbeginsel’) had dat op grond van het gelijkheidsbeginsel toegestaan. De staatssecretaris heeft (principaal) cassatieberoep aangetekend, belanghebbende incidenteel cassatieberoep.
Ongelijke situatie
In het arrest zet de Hoge Raad eerst de werking van het wettelijke systeem met betrekking tot pensioenregelingen in zuiver binnenlandse situaties en in grensoverschrijdende situaties uiteen. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat het hof ten onrechte het beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft gehonoreerd. Uit het wettelijke regime volgt namelijk dat de situatie van de man niet gelijk is aan de situatie van een Nederlandse grensarbeider die bij een Belgische werkgever deelneemt aan dezelfde pensioenregeling als die van de man en die een deel van zijn werkzaamheden in Nederland verricht. Omdat geen sprake is van gelijke gevallen, kan het gelijkheidsbeginsel niet ertoe leiden dat de man, die een Nederlandse werkgever heeft, dezelfde behandeling moet krijgen als een in Nederland werkende grensarbeider die een Belgische werkgever heeft. Het principale cassatieberoep slaagt.
Oorzaak van ongelijke situatie
In het incidentele cassatieberoep betoogt de man dat het in zijn situatie niet vrijstellen van de pensioenaanspraak ingevolge de Belgische pensioenregeling in strijd is met de in het VWEU neergelegde verkeersvrijheden. Volgens de Hoge Raad treft dat betoog geen doel. Inderdaad verschilt de fiscale behandeling van levenslange Nederlandse pensioenregelingen met die van buitenlandse pensioenregelingen die onvoorwaardelijk afkoop toestaan. Maar de oorzaak van dit verschil is het feit dat (lid)staten verschillende voorwaarden stellen aan pensioenregelingen. De omstandigheid dat afkoop volgens het Belgische wettelijke kader wel onvoorwaardelijk is toegestaan, leidt dus niet ertoe dat Nederland op grond van het Unierecht verplicht is een Belgische pensioenregeling met afkoopmogelijkheid steeds fiscaal te erkennen door de omkeerregel toe te passen op de aanspraken uit die regeling. Het verschil in behandeling vormt een dispariteit en is dus geen verboden belemmering van het vrije verkeer.
Tijdelijke regeling toegestaan
Voorts oordeelt de Hoge Raad dat de omstandigheid dat de regeling op grond waarvan de Belgische pensioenregeling tijdelijk (voor vijf jaar) is aangemerkt als zuivere pensioenregeling evenmin in strijd is met het Unierecht. Die regeling is getroffen om de negatieve gevolgen van het verschil tussen buitenlandse en Nederlandse pensioenregelingen te beperken met het oog op een onbelemmerde voortzetting van de pensioenopbouw door een in Nederland werkzame grensarbeider. Met het recht van de Europese Unie is niet onverenigbaar dat voor die grensarbeiders men slechts tijdelijk van het wettelijke systeem van de loon- en inkomstenbelasting afwijkt.
Wet: art.1.7, tweede lid, onderdeel c en 3.82, onderdeel b Wet IB 2001 en art. 10, tweede lid, 11, eerste lid, onderdelen c en j sub 1°, 18, eerste lid, onderdeel a sub 1° en 19d, onderdeel c Wet LB
Geef een reactie