Men mag de BPM-afschrijving voor een gebruikte kampeerauto niet berekenen door de catalogusprijs van een gewone bestelauto te vergelijken met de handelsinkoopwaarde van een kampeerauto.
Een bv had in 2016 vier kampeerauto’s doen registreren in het Nederlandse kentekenregister. Deze kampeerauto’s kwamen uit het buitenland en waren gebruikt voor verhuur. Zij waren in 2015 in het buitenland voor het eerst toegelaten tot het wegverkeer. Elke kampeerauto was een gesloten bestelauto met recreatieve voorzieningen. Bij de berekening van BPM voor kampeerauto’s was de netto catalogusprijs van belang. De bv ging daarbij uit van de catalogusprijs van een referentiebestelauto. Dat was een gesloten bestelauto, die vergelijkbaar was met die kampeerauto. Daarbij was zij geen BPM verschuldigd over de waarde van de delen met een recreatieve functie. Vervolgens paste de bv een afschrijving toe op deze waarde vanwege het gebruik. Zij ging daarbij uit van de som van de catalogusprijs van de referentiebestelauto in nieuwe staat plus de BPM die voor die bestelauto was verschuldigd. Dit bedrag zette de bv af tegen de getaxeerde handelsinkoopwaarde van de kampeerauto.
Fiscus gebruikte forfaitaire afschrijvingstabel
De taxateur had deze getaxeerde handelsinkoopwaardes genomen van gebruikte referentiebestelauto’s zonder recreatieve voorzieningen, maar met dezelfde leeftijd als de kampeerauto’s. Van die handelsinkoopwaarde had de taxateur een bedrag in verband met ‘schade’ afgetrokken. Voor drie van de vier kampeerauto’s was die schade voor minsten 90% terug te voeren op intensief gebruik vanwege bedrijfsmatige verhuur. Maar de Belastingdienst vond dat de handelsinkoopwaarde te laag was vastgesteld. Volgens de fiscus verliep de afschrijving bij kampeerauto’s trager dan bij de referentiebestelauto’s. De inspecteur legde de bv vervolgens naheffingsaanslagen BPM op. Daarbij berekende hij de BPM-vermindering vanwege gebruik met behulp van de forfaitaire afschrijvingstabel. De bv was het oneens met de naheffingsaanslagen en startte een beroepsprocedure. De zaak belandde uiteindelijk bij de Hoge Raad.
Handelsinkoopwaarde heeft geen invloed op catalogusprijs
Een van de argumenten van de bv is dat een motorvoertuig niet een andere catalogusprijs krijgt als blijkt dat zijn huidige handelsinkoopwaarde hoger of lager ligt. Daarom is de catalogusprijs niet te bepalen door deze af te leiden uit een getaxeerde handelsinkoopwaarde en een vooraf veronderstelde afschrijving, uitgedrukt in procenten. De Hoge Raad bevestigt dat standpunt van de bv. Verder merkt de Hoge Raad het volgende op. Om het juiste afschrijvingspercentage te kunnen vaststellen, moet zowel de catalogusprijs als de handelsinkoopwaarde betrekking hebben op dezelfde referentieauto. Een afschrijvingspercentage voor een kampeerauto valt dus niet te berekenen op basis van:
- enerzijds een catalogusprijs die men bepaalt door vergelijking met een gesloten bestelauto, en
- anderzijds een handelsinkoopwaarde die is bepaald door vergelijking met een kampeerauto.
Verwijzing
In de voorafgaande zaak had Hof Arnhem-Leeuwarden (zie NTFR 2019/2281) onder meer dit standpunt niet meegenomen in zijn oordeel. Daarnaast heeft het hof het standpunt van de bv dat zij voor drie kampeerauto’s de taxatiemethode hanteerde, ten onrechte niet behandeld. Daarom is er genoeg reden de zaak door te verwijzen naar Hof Den Bosch.
Wet: art. 9, derde en veertiende lid en 10, eerste, tweede en achtste lid BPM
Besluit: onderdeel 5.3.1 Besluit BLKB2014/2067M
Regeling: art. 8, vierde lid, letter b en vijfde lid Uitv.reg. BPM
Geef een reactie