Stel een Nederlander maakt in Nederland een rit met een auto van een persoon uit een andere lidstaat. De auto heeft een kenteken uit de staat van de eigenaar. Ook in dat geval kan de Nederlander een beroep doen op het Europees recht. Dat is echter nog geen garantie voor het winnen van een beroepsprocedure.
Een Nederlandse man had in november 2016 op de Nederlandse weg gereden met een auto met een Duits kenteken. Hij had deze auto geleend van een andere man die in Duitsland woonde. Deze Duitse eigenaar betaalde in zijn eigen land wegenbelasting. De Nederlandse man kreeg een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) inclusief boete opgelegd. Toen hij daartegen in beroep ging, verminderde de rechtbank de boete. Maar de naheffingsaanslag zelf bleef in stand.
Geen schending Unierecht
De man ging in hoger beroep om meer succes te behalen. Daarbij deed hij een beroep op het Europees recht. Hof Den Bosch oordeelt dat deze situatie geen zuivere nationale situatie is. Toetsing van het Unierecht is dus in beginsel mogelijk. Maar het hof ziet in de naheffing geen verboden vorm van discriminatie. Voor het naheffen bij het weggebruik met een auto met een niet-geregistreerd kenteken bestaat een objectieve rechtvaardiging. Het hof oordeelt bovendien dat de rechtbank niet onbevoegd uitleg heeft gegeven over het Unierecht. De rechtbank was evenmin verplicht om prejudiciële vragen te stellen.
Verdedigingsbeginsel
Daarnaast stelt de man dat het verdedigingsbeginsel is geschonden. Op 8 maart 2017 heeft hij namelijk gehoord van het voornemen van de fiscus om te gaan naheffen. De man had vervolgens tot 23 maart 2017 om te reageren. In tegenstelling tot de man vindt het hof de reactietijd niet te kort. Het verdedigingsbeginsel is dus niet geschonden. Het hof verklaart het beroep van de man ongegrond.
Wet: art. 7, derde lid, 9, 13, tweede lid en 34, eerste en tweede lid Wet MRB 1994
Verdrag: art. 267 VWEU
Geef een reactie