Door pre-registratie mag een handelaar in Nederlandse auto’s onder voorwaarden het oude BPM-tarief toepassen. Importeurs van auto’s kunnen dit voordeel ook claimen.
Een bedrijf dat een autohandel dreef, had in februari 2018 zestien auto’s ingeschreven en geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister. De auto’s waren in 2017 voor het eerst op de weg toegelaten, zij het in Duitsland. Het bedrijf voldeed voor de auto’s een totaalbedrag van € 39.209 aan BPM op aangifte. Daarbij was het tarief van 2018 toegepast. Op 15 maart 2018 maakte de autohandelaar bezwaar tegen de BPM die zij had voldaan. Zij verzocht om teruggave van een bedrag van € 4.374 aan BPM wegens toepassing van het tarief van 2017. De Belastingdienst wees dit verzoek af. Daarom probeert de autohandelaar voor Rechtbank Gelderland haar gelijk te behalen.
Bepaling bij tariefsverhoging
Het bedrijf doet daarbij een beroep op een wetsbepaling met betrekking tot tariefsverhogingen in de BPM. Dit artikel is van toepassing als een voertuig vóór een tariefsverhoging is ingeschreven in het kentekenregister zonder tenaamstelling. Als de tenaamstelling plaatsvindt binnen twee maanden na de inwerkingtreding van de tariefsverhoging, is het tarief van vóór de verhoging van toepassing. De autohandelaar stelde dat in haar geval voor alle auto’s in 2017 kentekens zijn afgegeven in een andere lidstaat van de EU. Bovendien heeft de tenaamstelling in Nederland plaatsgevonden in de eerste twee maanden van 2018. Daarmee meent het bedrijf te voldoen aan de voorwaarden van de wetsbepaling. Bovendien wijst de autohandelaar erop dat import van vergelijkbare nieuwe auto’s plaatsvindt waarbij de importeur de auto’s op grond van versnelde inschrijving pre-registreert bij de RDW. Zo is een nieuwe auto al te registreren zonder tenaamstelling en nog voordat de auto fysiek in Nederland is aangekomen.
Motorvoertuig hoeft niet fysiek in Nederland te zijn
De inspecteur werpt tegen dat de autohandelaar niet voldoet aan de voorwaarde dat de auto’s vóór de tariefsverhoging in het Nederlands kentekenregister zijn geregistreerd. Daardoor verschilt het geval van het bedrijf met de gevallen waarin men aan pre-registratie doet. Maar de rechtbank is het niet eens met deze redenering. De BPM is een binnenlandse belasting die zonder onderscheid op ingevoerde en nationale auto’s wordt geheven in verband met de registratie. Daarom mag de registratie van een motorvoertuig uit een andere lidstaat niet zwaarder zijn belast dan de registratie van een gelijksoortig binnenlands motorvoertuig. Om te bepalen of sprake is van gelijksoortige motorvoertuigen, moet men kijken naar de motorvoertuigen die op hetzelfde moment te koop worden aangeboden op de Nederlandse markt. Afhankelijk van de markt, is het volgens de rechtbank niet noodzakelijk dat het motorvoertuig op dat moment al fysiek aanwezig is in Nederland.
Vergelijking tussen Duitse en Nederlandse auto’s
Wel relevant is of op het moment van aanbieden op de Nederlandse markt de (te verwachten) verschuldigde BPM onderdeel uitmaakt van de (onderhandelingen over de) verkoopprijs of daarmee samenhangende verkoopvoorwaarden. Vervolgens kijkt de rechtbank naar de auto’s die het bedrijf via een Duitse dealer importeert en in 2017 van een Duits kenteken zijn voorzien. De rechtbank vergelijkt die auto’s uit Duitsland met auto’s die op hetzelfde moment zijn afgeleverd door de fabriek aan Nederlandse vergunninghouders en die in 2017 zijn gepre-registreerd in het Nederlands kentekenregister. Het is aannemelijk dat de auto’s uit Duitsland wat hun objectieve kenmerken betreffen zich niet onderscheiden van de auto’s uit Nederland. De rechtbank vindt het ook aannemelijk dat de gepre-registreerde auto’s op de Nederlandse markt zijn aangeboden op het moment dat de autohandelaar haar auto’s op die markt aanbood.
Hoger belast vanwege administratieve hoedanigheid
De autohandelaar heeft dus alleen meer BPM moeten betalen vanwege haar administratieve hoedanigheid van als vergunninghouder. Dit verschil leidt tot een ongelijke behandeling waarvoor de inspecteur geen rechtvaardiging heeft gegeven. Daardoor is sprake van een schending van het Europees recht. De rechtbank oordeelt daarom dat het bedrijf recht heeft op een teruggaaf van BPM.
Wet: art. 16a BPM
Online cursus fiscale aspecten auto van de zaak
Zelden is er een fiscaal onderwerp dat de ondernemer zo aanspreekt als de regelingen rondom de auto van de zaak. Bijna elke ondernemer bezit een auto of overweegt er een aan te schaffen. Het niet juist toepassen van de vele regelingen kan tot vervelende verrassingen leiden. Mr. Heleen Elbert bespreekt de laatste ontwikkelingen in deze online cursus.
Geef een reactie