Normaal gesproken betaalt de inlener van personeel de loonheffing over de bijtelling wegens privégebruik van een auto die de lener ter beschikking stelt aan uitzendkrachten. Als de inlener en uitlener nauw met elkaar zijn verbonden, vindt Hof Den Haag dat de uitlener inhoudingsplichtig kan zijn.
Een bv exploiteerde een uitzendbureau. Haar bestuurders waren haar enig aandeelhouder en zijn broer. In 2014, 2015 en 2016 stelde het uitzendbureau haar personeel voor minstens 90% ter beschikking aan een aannemingsbedrijf. De broer van de dga hield de aandelen in dit aannemingsbedrijf. De uitzendkrachten maakten gebruik van bestelauto’s van het aannemingsbedrijf. Geen van beide bv’s hield een kilometeradministratie bij. Zij hadden evenmin een Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik aangevraagd bij de Belastingdienst. Toch had het uitzendbureau geen bijtelling toegepast. Volgens zowel de Belastingdienst als Rechtbank Den Haag had de bv dat wel moeten doen. De fiscus mag daarom loonheffingen over de bijtelling vanwege privégebruik van de bestelauto’s naheffen bij de bv. Zie ook: mr. J. Rolleman ‘Inhoudingsplicht voor door andere bv verstrekte voordelen’, NTFR 2020/1369.
Geen loon van derden
De bv hoopt meer succes te hebben met het hoger beroep. Hof Den Haag moet niet alleen beoordelen of een bijtelling vanwege privégebruik van de bestelauto’s moet plaatsvinden. Het hof dient ook vast te stellen of de bv wel inhoudingsplichtig is voor een eventuele bijtelling. Als uitlener is de bv inhoudingsplichtig voor het loon dat zij aan haar werknemers betaalt voor hun verrichte werkzaamheden. Eventuele voordelen die een uitzendkracht ontvangt van de inlener, is in principe loon van derden. De uitlener is niet inhoudingsplichtig met betrekking tot loon van derden, zo stelt het hof. Het hof meent echter dat hier geen sprake is van loon van derden. Dat komt doordat de inlener en uitlener met elkaar verbonden zijn. Zij zijn zelfs op hetzelfde adres gevestigd. Het hof acht aannemelijk dat de terbeschikkingstelling van de bestelauto’s onderdeel is van de uitleenovereenkomst. De bv is daarom inhoudingsplichtig.
Privégebruik mogelijk
Verder oordeelt het hof dat inderdaad een bijtelling moet plaatsvinden. De aard van de bestelauto’s is niet zodanig dat zij voor 90% of meer geschikt zijn voor goederenvervoer. Ook blijkt dat de uitzendkrachten de bestelauto’s soms naar huis meenemen. Ten slotte mag de bv geen eindheffing toepassen vanwege doorlopend afwisselend gebruik. Zij maakt namelijk niet aannemelijk dat sprake is van zulk gebruik.
Wet: art. 13bis en art. 31, eerste lid, onderdeel d Wet LB 1964
Geef een reactie