Ook al heeft iemand bezwaar gemaakt tegen de heffing van BPM over meer dan een auto, dan kan deze kwestie in één bezwaar- en/of beroepsprocedure worden afgedaan. De belanghebbende heeft dan ook bij een overschrijding van de redelijke termijn in principe maar recht op één schadevergoeding.
Een bv had op verschillende data in 2015 vier gebruikte personenauto’s uit het buitenland gehaald en laten inschrijven in het Nederlandse kentekenregister. Vervolgens is de bv in bezwaar gegaan tegen de heffing van BPM. De Belastingdienst verklaarde daarop het bezwaarschrift in een geschrift ongegrond. In de beroepsprocedure stelde rechtbank Zeeland-West-Brabant de bv in het gelijk. Omdat de redelijke termijn inmiddels was verstreken, had de bv recht op een schadevergoeding. De rechtbank ging bij de berekening van deze schadevergoeding ervan uit dat de bezwaren en beroepen in hoofdzaak zien op hetzelfde onderwerp. De bv was het daarmee niet eens en ging in hoger beroep en cassatie
Rente over griffierecht
De Hoge Raad oordeelt dat de lagere rechters mochten stellen dat sprake was van samenhangende zaken. De bv heeft dus geen recht op viermaal een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Zij heeft wel recht op een rentevergoeding vanwege een vertraging van de te ontvangen griffierechtvergoeding. Daarom verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep van de bv toch gegrond.
Wet: art. 8:95 Awb en art. 6:119 BW
Bron: Hoge Raad 17 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:700, 18/04604
Geef een reactie