Aangezien alles reeds bekend was, bracht Prinsjesdag ons eigenlijk geen nieuws over box 3. Maar ook zonder volledigheid na te streven kan drs. Jeroen Knol nu alvast de nodige knelpunten bedenken.
De hoop van niet-bezwaarmakers tegen box 3 ontstaan na een podcast van staatssecretaris Van Rij voorafgaand aan Prinsjesdag, werd direct weer de grond ingeboord.
De rechtsweg van een verzoek tot ambtshalve vermindering staat uiteraard altijd open voor spaarders met een definitieve aanslag IB over de jaren 2017-2020. Maar duidelijk is nu gemaakt dat de belastingdienst deze verzoeken zal afwijzen. En aangezien de Hoge Raad in mei heeft geoordeeld dat vermindering na nieuwe jurisprudentie niet nodig is, lijkt dit dus een heilloze weg. Erg sneu en oneerlijk, is mijn vrije vertaling van de kamerbrief van Van Rij, maar prioriteiten van het kabinet liggen nu eenmaal bij de compensatie van mensen met lage inkomens voor inflatie en hogere energieprijzen en niet bij het rechtsvaardigheidsgevoel van vermogenden. Ook ik ben voorstander van het principe dat de sterkste schouders, de zwaarste lasten moeten dragen en begrijp de keuzes van het kabinet. Toch blijft het voor mij (en ik vrees voor velen) als onbetrouwbaar aanvoelen dat de Nederlandse Staat achteraf ten onrechte betaalde belasting niet aan haar burgers wil teruggeven.
Overbruggingswet box 3
Verder lijkt de forfaitaire vermogensrendementsheffing met de Overbruggingswet box 3 voor de komende drie jaar in de ‘dying seconds’ te zijn geraakt. Invoering in 2025 van een belastingheffing naar werkelijk rendement is vanwege de capaciteitsproblemen bij de belastingdienst echter reeds met een jaar uitgesteld. Met een nogal wankele regering, een Tweede Kamer inmiddels verdeeld in 20 verschillende fracties en waarschijnlijk na de provinciale verkiezing komend voorjaar een Eerste Kamer met een geheel andere samenstelling dan de Tweede Kamer, heb ik de indruk dat het erg moeilijk gaat worden om tot keuzes voor een nieuwe box 3 te komen. Ruimte voor smeermiddel in de vorm van belastingverlagingen is er op dit moment immers niet waardoor volgens mij de politieke discussie zal verschuiven naar de vraag welke achterban de minste pijn gaat lijden door de hervorming van box 3. Deze ontwikkeling is nu al te zien, krijg ik de indruk, met de in de zomer aangenomen Kamermoties in verband met de vermogensaanwasbelasting waarvoor nog niet eens een wetsvoorstel is ingediend!
Knelpunten
Derhalve is niet uit te sluiten dat we veel langer dan verwacht blijven opgescheept met een nieuwe vorm van een met nog meer ficties en forfaits aan elkaar geplakte fantasiebelasting in box 3. Zonder volledigheid na te streven, kan ik nu reeds de volgende knelpunten bedenken:
- Is er binnen de categorie ‘overige bezittingen’ geen sprake van discriminatie tussen offensieve en defensieve beleggers?
- Wat rechtvaardigt het verschil in belastingheffing tussen een meerjarig deposito bij een bank (onbelast) versus een obligatiebelegging (belast tegen 1,76%)?
- Ondanks de gewijzigde tarieven blijft het bij lage rendementen op ‘overige bezittingen’ zinvol om box 3-vermogen in te brengen in een box 2 via een BV.
- Is niet reeds de beleggingsverwachting dat beurskoersen vlak voor de jaarwisseling tijdelijk dalen en na de jaarwisseling weer zullen stijgen voldoende voor een zakelijke overweging die peildatumarbitrage rondom 1 januari mogelijk maakt?
- Hoe voorkom je uitholling van box 3 doordat belastingplichtige gedurende drie maanden plus één dag grote leningen aangaan (aftrekbaar tegen 2,46%) en dit op een spaarrekening zetten (belast tegen 0,01%)?
- Wat te doen met synthetische aandelen van een nauwelijks belaste combinatie van derivaten met een groot banktegoed?
Waarschijnlijk zijn er nog veel meer knelpunten te vinden. Zeker wanneer mijn vrees uitkomt dat de forfaitaire box 3-heffing veel langer van toepassing blijft, vind ik dat hiervoor ter acceptatie en rechtvaardiging van box 3 bij belastingplichtigen een oplossing moet komen. Hoewel dit de ongelijkheid tussen werken en vermogen vergroot, zie ik hiervoor eigenlijk als enige oplossing om het forfaitaire rendementspercentage van ‘overige bezittingen’ fors te verlagen. Over de hoogte van het eigen woningforfait tot één miljoen euro hoor je immers ook weinig bezwaren. Doen we dit niet, dan verwacht ik nog in veel blogs met het nodige chagrijn en gemopper aan box 3 uit te mogen weiden.
Drs. Jeroen Knol is partner bij O4 & Partners Private Office. Hij verzorgt op 6 oktober een Masterclass Actualiteiten vermogensstructurering.
Geef een reactie