De afgelopen jaren was het ‘sprokkelen’ in de stukken van Prinsjesdag voor de onderwerpen op het formeelrechtelijke terrein. Dit jaar (2022) is dat iets anders, al vinden we de grootste wijzigingen niet in de stukken van Prinsjesdag maar in de Fiscale verzamelwetten. Een van de motto’s van het huidige kabinet is het versterken van de rechtsbescherming van de belastingplichtige. Voegt het kabinet de daad bij het woord vraagt mr. Marloes Lammers zich af?
Belastingrente en invorderingsrente
Een van de nieuwerwetse termen die we de laatste tijd vaak horen, is het ‘doenvermogen’. Dat is het vermogen van een burger om zelf een actie op te pakken en dus daadwerkelijk iets te doen. Door de Nationale Ombudsman is al verschillende keren aangegeven dat het doenvermogen van de burger door de overheid zwaar wordt overschat. Desalniettemin blijft de overheid vasthouden aan het feit dat een burger soms zelf in actie moet komen.
Een voorbeeld daarbij is de regeling omtrent toepassing van maatwerk bij de belastingrente (Fiscale verzamelwet 2023). Uitgangspunt is dat de inspecteur voorafgaand aan het vaststellen van de belastingaanslag beoordeelt of matiging van de belastingrente op zijn plaats is. Als de inspecteur daartoe voldoende gegevens voorhanden heeft, matigt hij de rente. Heeft hij dat niet, dan wordt de rente volgens de wettelijke regeling vastgesteld en wordt een beroep gedaan op het doenvermogen van de burger. Die moet dan in actie (bezwaar of verzoek ambtshalve vermindering) komen om de rente alsnog gematigd te krijgen. De burger moet dan dus actief de Belastingdienst benaderen om te krijgen waar hij recht op heeft. Om de burger hierover te informeren wordt hij via de bekende communicatiekanalen van de Belastingdienst van de mogelijkheid tot maatwerk bij de belastingrente op de hoogte gebracht.
De vraag die dan direct bij mij opkomt, is waarom moet dit zo omslachtig? Als de inspecteur weet dat hij onvoldoende gegevens heeft om tot matiging van de rente over te kunnen gaan, waarom benadert hij dan niet actief de burger? Waarom deze lijdelijke houding? Beschikt de inspecteur zelf wel over een doenvermogen? Kortom, als we echt de rechtsbescherming van de burger willen verbeteren, moet wat mij betreft een beroep worden gedaan op het doenvermogen van de medewerkers van de Belastingdienst en niet op dat van de burger.
Op rentegebied geldt dat op Prinsjesdag ook het wetsvoorstel ‘Wet delegatiebepalingen geen invorderingsrente in specifieke situaties’ (wetsvoorstel Prinsjesdag) is ingediend. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk om in bepaalde gevallen geen invorderingsrente in rekening te brengen. Daarbij kan worden gedacht aan de situatie waarbij de burger wacht op het rechtsherstel voor box 3 en de behandeling van zijn procedure is geparkeerd. In zo’n situatie kan de rente doorlopen, terwijl dat onredelijk zou uitpakken voor de burger. Dit wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om dan geen invorderingsrente in rekening te brengen.
Rechtsherstel box 3
Door de Hoge Raad is op 24 december 2021 arrest gewezen waarin is geoordeeld dat de heffing in box 3 op basis van het systeem vanaf 2017 in strijd is met het EVRM. Om deze strijd op te heffen, wordt thans rechtsherstel geboden. Daartoe is op Prinsjesdag het wetsvoorstel Wet rechtsherstel box 3 ingediend. Die wet bevat een codificatie van de besluiten over het rechtsherstel die er thans liggen. In zoverre niets nieuws onder de zon.
Voor niet-bezwaarmakers is er slecht nieuws. Waar deze week nog in de media geruchten verschenen dat mogelijk de weg van een verzoek ambtshalve vermindering werd opengezet, is die weg definitief afgesloten. Burgers die geen bezwaar hebben gemaakt tegen de belastingaanslag met daarin de belastingheffing in box 3, krijgen geen rechtsherstel. Alsnog een verzoek om ambtshalve vermindering indienen heeft geen zin, aangezien de lijn bij dit soort verzoeken is dat nieuwe jurisprudentie niet kan leiden tot een ambtshalve aanpassing. Door de Belastingdienst is richting fiscale dienstverleners ook al gecommuniceerd dat dergelijke verzoeken zullen worden afgewezen.
Rechtsbescherming specifieke belastingaanslagen/-procedures
De bezwaartermijn in fiscale procedures bedraagt 6 weken. Gebleken is dat die zes weken niet altijd wordt gerespecteerd. Bij die voorlopige aanslag kan belastingrente in rekening worden gebracht. Als de voorlopige aanslag echter binnen zes weken wordt opgevolgd door een definitieve aanslag, dan beperkt dat de termijn waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt tegen de belastingrente. In de Fiscale Verzamelwet 2024 wordt dit opgelost door de termijn om bezwaar te maken tegen de belastingrente bij een voorlopige aanslag op zes weken te zetten. Het is goed dat deze leemte in de rechtsbescherming wordt opgelost, maar wat mij betreft is het een lapmiddel op een lapmiddel.
Deze hele problematiek omtrent de belastingrente, maar ook de problemen omtrent de waarborgen bij boetebeschikkingen, zijn ontstaan doordat in het verleden is besloten dat geen bezwaar meer kan worden gemaakt tegen voorlopige aanslagen. Die beslissing leidt ertoe dat een aangifte die wordt ingediend na het vaststellen van de belastingaanslag niet als een bezwaarschrift wordt aangemerkt, maar als een verzoek om ambtshalve vermindering. Dat zorgt er weer voor dat een inspecteur niet vraagt of er ook gronden tegen de opgelegde boete zijn. Die vraag hoeft de inspecteur namelijk alleen maar te stellen als sprake is van een ingediend bezwaarschrift zonder duidelijke gronden tegen de boete.
Al met al stel ik vast dat de beslissing om voorlopige aanslagen niet langer voor bezwaar vatbaar te maken, het systeem enorm heeft bemoeilijkt met veel extra uitzonderingen en handelingen tot gevolg. In plaats van pleister na pleister te plakken, lijkt het mij beter om eens te evalueren of het niet beter is om voorlopige aanslagen weer voor bezwaar vatbaar te maken!
Tot slot over dit onderwerp nog een laatste punt. Thans bepaalt artikel 24a AWR dat als bezwaar wordt gemaakt tegen de belastingaanslag, dit bezwaar ook heeft te gelden voor de beschikking belastingrente en de boetebeschikking. Op het aanslagbiljet kunnen echter veel meer beschikkingen staan, denk bijvoorbeeld aan de verliesbeschikking of de beschikking vaststelling niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek. In verschillende beleidsbesluiten was vastgelegd dat ervan uit moest worden gegaan dat het bezwaarschrift ook betrekking had op deze beschikkingen. In de Fiscale verzamelwet 2023 worden die beleidsbesluiten gecodificeerd in de wet (artikel 24a AWR).
Fiscaal verschoningsrecht
Een onderwerp waar ik in dit blog niet aan voorbij kan gaan is het fiscale verschoningsrecht. In de Fiscale verzamelwet 2024 is een voorstel opgenomen over de omvang en de reikwijdte van het fiscale verschoningsrecht. Aan dit voorstel is een eerdere versie met uitgebreide consultatie voorafgegaan. Bij die consultatie heeft de wetgever vanuit verschillende hoeken de nodige kritiek ontvangen. Die kritiek heeft de wetgever verwerkt in het huidige voorstel. Het voorstel zoals dat er nu ligt, zorgt enerzijds voor een codificatie van de jurisprudentie van de Hoge Raad op het vlak van het fiscale verschoningsrecht en anderzijds op een verduidelijking van de verplichtingen van een belastingplichtige. Ten aanzien van het fiscale verschoningsrecht blijft gelden dat alles wat een belastingplichtige zijn advocaat in zijn/haar hoedanigheid van advocaat heeft toevertrouwd, geheim heeft te blijven. Dit kan slechts opzij worden gezet als de advocaat zelf onderwerp van een strafrechtelijk onderzoek is. Voor wat betreft de verplichtingen van de belastingplichtige geldt dat hij niet kan weigeren om informatie te verstrekken (op grond van artikel 47 AWR) enkel en alleen omdat hij een advocaat heeft ingeschakeld. Ook dat is niet nieuw: reeds bestaande informatie, zoals administratie, wordt niet vertrouwelijk doordat dit aan een advocaat wordt gegeven. Ook op dit punt legt het wetsvoorstel nu vast wat op basis van rechtspraak al gold.
Evaluatie informatiebeschikking
Bij de stukken voor Prinsjesdag is ten slotte aangekondigd dat er in het voorjaar 2023 een nieuw onderzoek komt naar de werking van de informatiebeschikking. In 2016 is ook een evaluatie hierover geweest. Op grond van die evaluatie is de informatiebeschikking niet aangepast. Of dat zo blijft, zal afhangen van de uitkomsten van de evaluatie in het voorjaar 2023.
Mr. Marloes Lammers is advocaat fiscale (fraude) zaken bij HuygenLammers Advocaten
Geef een reactie