Aan het begin van het nieuwe jaar kijkt Taxence met een aantal specialisten naar wat 2016 op fiscaal gebied zal brengen. Prof. dr. Sigrid Hemels gaat in op de ontwikkelingen op het gebied van de periodieke giftenaftrek. Hemels is hoogleraar belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en als fiscalist verbonden aan Allen & Overy LLP Amsterdam.
Het jaar 2016 ziet er wat somber uit voor de periodieke giftenaftrek. Periodieke giften zijn periodieke uitkeringen die uiterlijk eindigen bij overlijden en berusten op een bij notariële of onderhandse schenkingsakte aangegane verplichting om gedurende minimaal vijf jaren ten minste jaarlijks uit te keren.[1] Anders dan andere giften[2] zijn periodieke giften volledig aftrekbaar, zonder dat hiervoor een drempel of een maximum geldt. De reden voor dit verschil is volgens de MvT bij de Wet IB 2001 dat periodieke giften van groter belang zijn voor instellingen dan andere giften, omdat deze een vaste inkomensstroom betekenen. Met de ruimere faciliteit beoogde de staatssecretaris periodieke giften te stimuleren.[3]
Onderzoek naar afschaffing
Deze wetsgeschiedenis lijkt echter te zijn vergeten. Bijlage 2 bij de MvT inzake het Belastingplan 2016 noemt namelijk als één van de in 2016 aan te vangen en voort te zetten vereenvoudigingsonderzoeken een gelijkschakeling van periodieke giften aan incidentele giften door beide budgettair neutraal onder eenzelfde drempel en plafond te brengen. Omdat de periodieke giftenaftrek momenteel geen drempel en plafond kent, betekent dit afschaffing van de periodieke giftenaftrek.[4]
Vereenvoudiging?
Het vereenvoudigingsargument snijdt echter geen hout. Hoe kunnen een drempel en maximum een vereenvoudiging vormen? De huidige regeling voor periodieke giften is eenvoudig, voor de fiscus makkelijk te controleren en kan zelfs in de vooringevulde aangifte worden opgenomen. Waarom wil de wetgever ANBI’s dit instrument ontnemen om grotere en langjarige giften te werven? Gevolg zou zijn dat ANBI’s zelfs in een slechtere positie komen dan voor de Geefwet. Dat maakt een kabinet dat hoog opgeeft van de participatiesamenleving weinig geloofwaardig.
Bestrijding door Belastingdienst
Tegelijkertijd poogt de Belastingdienst de periodieke giftenaftrek te beperken via beleid en jurisprudentie. In een besluit van 19 december 2014 wordt ‘de wezenlijke onzekerheid’ als ‘kenmerkend’ voor de periodieke gift gekwalificeerd en wordt daar nog aan toegevoegd dat die onzekerheid ‘de periodieke gift onderscheidt van de schenking van een vast bedrag in termijnen’. [5] Dit uitgangspunt staat haaks op het in de parlementaire geschiedenis geformuleerde doel van de periodieke giftenaftrek: het verzekeren van een vaste inkomensstroom voor ANBI’s. De Belastingdienst heeft dit onlogische uitgangspunt dat moet worden voorkomen dat zeker is dat de ANBI de volledige schenking ontvangt, echter als richtsnoer genomen. Belastingplichtigen die te goed proberen te bewerkstelligen dat de volledige schenking bij de ANBI komt, worden gestraft doordat slechts aftrek als andere gift wordt toegelaten. Als is overeengekomen dat de resterende termijnen bij overlijden ineens worden uitgekeerd, is volgens het besluit niet voldaan aan het onzekerheidsvereiste en is daarom geen sprake van een periodieke gift.[6]
Schenking op twee levens
De Belastingdienst bestrijdt ook andere dan in het besluit opgenomen bepalingen in schenkingsakten. Op dit moment is er in de goede doelenwereld grote onrust over de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de, bij echtelieden zeer gebruikelijke, bepaling in de schenkingsakte dat de schenking uiterlijk eindigt bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot, waardoor de schenking feitelijk afhankelijk is van twee levens, maakt dat niet aan het onzekerheidsvereiste en daarmee niet aan de vereisten voor een periodieke gift is voldaan.[7] Deze uitspraak is hevig bekritiseerd,[8] maar helaas is het hoger beroep niet ontvankelijk verklaard, vermoedelijk wegens termijnoverschrijding.
Waarom?
Waarom de Belastingdienst plotseling zo fanatiek aan de hand van dit onlogische en niet met de wetsgeschiedenis strokende standpunt de periodieke giftenaftrek bestrijdt, is niet duidelijk. Een kwade geest zou bijna kunnen denken dat het gebeurt om straks te kunnen stellen dat de periodieke giftenaftrek heel ingewikkeld is omdat deze tot veel procedures leidt, waardoor het vereenvoudigingsargument kan worden gebruikt voor afschaffing. Dan heb ik echter een veel eenvoudiger oplossing: laat het onzekerheidsvereiste vervallen. Dan zou 2016 op een positieve wijze het jaar van de periodieke giftenaftrek worden!
Meer Taxence Outlook 2016
[1] Artikel 6.34 en 6.38 Wet IB.
[2] Artikel 6.35 en 6.39 Wet IB.
[3] Kamerstukken II, 1998–1999, 26 727, nr. 3, p. 267.
[4] Dit doet denken aan de beperking van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting in 2012. Dit werd gepresenteerd als een verruiming, doordat de maximumaftrek werd verhoogd van 10% naar 50%. Tegelijkertijd werd de aftrek echter gemaximeerd op een absoluut bedrag van € 100.000. Omdat de 10%-grens geen problemen opleverde, maar de € 100.000 wel degelijk voor veel bedrijven knelt, was de facto sprake van een als verruiming gepresenteerde beperking.
[5] Besluit van 19 december 2014, nr. BLKB2014/1415M, Stcrt. 2014, 36877, NTFR 2015/305, paragraaf 2.2.2.
[6] Besluit van 19 december 2014, nr. BLKB2014/1415M, Stcrt. 2014, 36877, NTFR 2015/305, paragraaf 2.2.2.
[7] Rechtbank Zeeland-West-Brabant 27 augustus 2015, nr. 15/424, NTFR 2015/2693.
[8] M.E. Kastelein, 'Geen periodieke gift omdat deze afhankelijk was van twee levens?', NTFR-A 2015/10; Aantekening Vakstudie Nieuws 2015/55.11; Leo Stevens, Muggenzifterij. Gulle gever wordt fiscaal afgestraft. het Financieele Dagblad 22 december 2015.
Geef een reactie