Uit twee recente conclusies van een AG bij het HvJ EG1 kun je volgens mr. Richard Beune afleiden dat onder omstandigheden aan belastingadviseurs een verschoningsrecht toekomt van hetgeen aan hen is toevertrouwd.
Waar AG Emilou nog verwijst naar specifieke situaties in bepaalde nationale stelsels lijkt de conclusie van AG Kokott veel stelliger. Onomwonden stelt Kokott dat deze beginselen overigens niet alleen voor advocaten gelden, maar ook voor belastingadviseurs en andere beroepsgroepen, indien zij volgens het geldende nationale recht als onafhankelijk orgaan bij de rechtspleging gelijkgesteld zijn met advocaten en bijgevolg bevoegd zijn om cliënten juridisch advies te geven en in rechte te vertegenwoordigen.
Beroepsgeheim advocaten fiscale zaken
De beginselen waarover Kokott het heeft, zien op de specifieke bescherming van het beroepsgeheim van advocaten. In die conclusie ging het kort gezegd om de vraag of het Luxemburgs recht een uitzondering mag maken op het beroepsgeheim van advocaten voor fiscale zaken. Dat mag volgens de AG niet. Net als in de conclusie van zijn collega komt Kokott, zonder directe aanleiding, met een overweging (61), waarin hij belastingadviseur benoemt als partij aan wie het verschoningsrecht toekomt.
Weliswaar voorwaardelijk maar toch het staat er wel: beroepsgeheim voor belastingadviseurs! Het nationale recht moet de adviseur als onafhankelijk orgaan bij de rechtspleging gelijk stellen met de advocaat en zij moeten bevoegd zijn om juridisch advies te geven en in rechte te vertegenwoordigen. Buiten kijf staat dat adviseurs adviseren en in fiscale zaken kunnen vertegenwoordigen.
De vraag die dan opkomt is op welke wijze moet dan als onafhankelijk orgaan bij de rechtspleging gelijk gesteld met de advocaat uitgelegd worden. Moet voor het antwoord op die vraag gekeken worden naar overweging 219 van de conclusie van AG Emiliou? Uit die conclusie kan opgemaakt worden dat het toekennen van het beroepsgeheim aan een belastingadviseur voor specifieke situaties in bepaalde nationale stelsels kan. Daarbij wordt nog opgemerkt dat bij wijze van uitzondering een gelijke behandeling plaatsvindt.
Ruimte voor discussie
Ik ben van mening dat de conclusie van Kokott ruimte laat voor een discussie over hoe aangekeken moet worden tegen voorgaande vraag. Ons rechtssysteem heeft weliswaar geen wettelijke uitzondering voor het beroepsgeheim van belastingadviseurs. Naar Nederlands recht kan wel bepleit worden dat de belastingadviseur als onafhankelijk orgaan optreedt in rechte en in fiscale zaken worden gemachtigde advocaten en belastingadviseurs niet anders behandeld. Dat de adviseur en de advocaat de client adviseert in geschillen met de Belastingdienst zal niemand bestrijden.
Ik verwacht niet dat het HvJ EG in de komende uitspraken in zal gaan op deze vingerwijzingen van de AG’s. Dat betekent dat het wachten is op een veel duidelijker casus die voorgelegd kan worden aan het HvJ. We hebben dan een casus nodig waarin een adviseur weigert om hetgeen besproken tussen hem en de client te openbaren. Of je je daar als adviseur aan wilt wagen, vraag ik mij af.
Het vooruitzicht is een slepende procedure over het niet voldoen aan een informatieverplichting waarbij een fiscale en/of strafzaak dreigt. Je moet dan ook eerste alle rechtsgangen in Nederland doorlopen. Ik verwacht namelijk niet dat rechtbank of hof prejudiciële vragen zullen gaan stellen. Het moet dan wel om een groot belang gaan, wil je als adviseur dat op je hals halen. Ik zie wel met deze conclusies een extra argument in de lopende discussie over beroepsgeheim voor belastingadviseurs.
1. ECLI:EU:C:2024:189 AG N. Emiliou, 29 februari 202, overweging 219 en ECLI: EU:C:2024: 446, AG J. Kokott, 30 mei 2024, overweging 61
Richard Beune is advocaat/belastingkundige bij BeuneFaber
Geef een reactie