De meeste praktijkfiscalisten weten inmiddels uit ervaring hoe gecompliceerd de heffing van erf- en schenkbelasting over ondernemingsvermogen kan zijn, juist ook bij opvolging in de familiesfeer.
Waardering
Allereerst rijst de vraag hoe het ondernemingsvermogen wordt gewaardeerd. Uitgangspunt is de waarde in het economisch verkeer (artikel 21, lid 1 SW), maar meer specifiek schrijft de wet voor dat ondernemingsvermogen wordt gewaardeerd ‘alsof de onderneming wordt voortgezet (waarde going concern), maar tenminste op de liquidatiewaarde’. Dat geldt zowel voor het vermogen van een IB-onderneming als ook voor het ondernemingsvermogen van een B.V. (artikel 21, lid 13 SW).
Bedrijfsopvolgingsregeling
De waarde going concern is ook van belang binnen de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR): indien de liquidatiewaarde van de onderneming hoger is dan de waarde going concern, wordt als eerste voorwaardelijk vrijgesteld het verschil tussen beide waarden. Bij de meeste ondernemingen zal juist de waarde going concern (waarin begrepen de goodwill) hoger zijn dan de liquidatiewaarde. Bij de bedrijven in de land- en tuinbouw is vaak het omgekeerde het geval. Daar is men gewend om te werken met de lagere going concernwaarde. Voor deze bedrijven is zelfs een rekenmodel goedgekeurd aan de hand waarvan de lagere waarde going concern kan worden bepaald (Besluit van 16 november 2015, nr. BLKB2015/1346M, Stcrt. 2015, 41921).
Maar ook bij andere ondernemingen is het nuttig om te kijken of de liquidatiewaarde van de onderneming hoger ligt dan de waarde going concern. Denk aan ondernemingen met relatief groot of duur vastgoed of met andere kostbare uitrusting waar de winst (tijdelijk) achterblijft. Hoewel het goedgekeurde rekenmodel alleen voor landbouwbedrijven geldt, kan de daarbinnen gehanteerde DCF-methode mogelijk inspireren bij de bepaling van de waarde going concern.
Overname van schulden
Indien ondernemingsvermogen wordt verkregen tegen een tegenprestatie of onder een last, wordt het vermogen voor de BOR gewaardeerd zonder rekening te houden met die tegenprestatie of last (artikel 35b, lid 4 SW). In het arrest van 12 juli 2013, nr. 12/01745, oordeelde de Hoge Raad dat als een overnemer ook de tot het ondernemingsvermogen behorende schulden van de overdrager overneemt -hetgeen juist ook bij familiebedrijven voorkomt-, deze schuldoverneming in dit verband niet is aan te merken als het voldoen van een tegenprestatie. Het ondernemingsvermogen moet in dat geval derhalve worden gewaardeerd met inbegrip van de overgenomen schulden.
Uit het rekenmodel voor de bepaling van de waarde going concern van landbouwbedrijven blijkt dat overgenomen schulden in mindering komen op de volgens de DCF-methode bepaalde waarde going concern. Er mag van uit worden gegaan dat dit in zoverre niet anders is bij andere dan landbouwbedrijven en ook voor de hand ligt bij de waardering van aandelen als de onderneming is ondergebracht in een B.V.
De bedrijfsopvolgingsregeling is ingewikkeld, maar daarmee ook een uitdaging voor de fiscale fijnproever!
Meer weten?
André Verduijn spreekt op vrijdag 20 april 2018 op het Nationaal Congres Familiebedrijven. Tijdens dit congres gaan diverse specialisten in op de uitdagingen en kansen bij advisering over het familiebedrijf.
> Meer informatie en aanmelden.
.
. . .
Geef een reactie