Met de tegenstem van het Britse Lagerhuis tegen de EU Withdrawal Motion lijkt een no deal Brexit onafwendbaar. Een no deal Brexit leidt direct tot een andere fiscale behandeling vanaf 29 maart 2019. Het Verenigd Koninkrijk is vanaf dat moment een derde land en wordt daarmee voor bijvoorbeeld de vennootschapsbelasting niet anders behandeld dan pakweg Australië of Argentinië. Steven den Boer pleit voor een langere overgangstermijn.
Bedrijven met activiteiten in Nederland en het Verenigd Koninkrijk kunnen daardoor op 29 maart meteen met de nadelige gevolgen van een no deal Brexit worden geconfronteerd. Het meest aansprekende voorbeeld in de vennootschapsbelasting is het van rechtswege verbreken van een fiscale eenheid met een Britse vennootschap als moedermaatschappij of tussenmaatschappij (Papillon fiscale eenheid). Deze verbreking kan in veel gevallen een acute heffing van vennootschapsbelasting veroorzaken door het intreden van antimisbruikregelen, zoals de bekende en beruchte ‘15ai’ heffing. Daarnaast vallen in relatie tot het Verenigd Koninkrijk meteen alle voordelen weg die voortvloeien uit EU-richtlijnen zoals de Moeder-Dochter-richtlijn, Rente en Royalty-richtlijn en de Fusie-richtlijn.
Harde lijn
De staatssecretaris van Financiën heeft inmiddels voorgesorteerd en voor bepaalde gevallen fiscale overgangsmaatregelen aangekondigd. De grote lijn is duidelijk: no deal Brexit betekent dat voordelen en faciliteiten in relatie tot de EU (en vaak ook EER) niet meer beschikbaar zijn in relatie tot het Verenigd Koninkrijk. De staatssecretaris is slechts bereid om fiscaal overgangsrecht toe te passen tot het einde van het lopende boekjaar. Dus: een fiscale eenheid met een Britse vennootschap verbreekt van rechtswege niet op 29 maart 2019, maar pas per einde boekjaar van de betreffende fiscale eenheid. De achtergrond van deze beperkte overgangstermijn is dat bij het overgangsrecht niet zozeer het continueren van een bepaald fiscaal voordeel of faciliteit voorop staat, maar slechts wordt beoogd te voorkomen dat acute fiscale gevolgen en administratieve lasten optreden. Met andere woorden: de staatssecretaris vindt dat bij een no deal Brexit een harde lijn hoort: (de duur van) het overgangsrecht wordt tot een minimum beperkt.
Onvoldoende tijd
Ik vraag mij af of dit een juiste benadering is, zeker gelet op de datum van 29 maart. De staatssecretaris zoekt aansluiting bij het einde van het boekjaar van de belastingplichtige. Dit betekent dat de ene belastingplichtige (veel) langer van het overgangsregime gebruik kan maken dan een andere. Nederlandse concerns hebben veelal een boekjaar dat gelijkloopt met een kalenderjaar en kunnen hiermee ruim 9 maanden gebruik maken van het overgangsrecht. Maar juist Britse concerns met activiteiten in Nederland zullen ook voor hun Nederlandse vennootschappen vaak aansluiten bij het Engelse boekjaar, dat loopt van 1 april tot en met 31 maart. Deze vennootschappen hebben dan een overgangsperiode van slechts 2 dagen!
Hiermee wordt veel Britse concerns een redelijke overgangstermijn onthouden. Ik zou er dan ook voor willen pleiten dat een overgangstermijn wordt aangehouden tot het einde van het eerste boekjaar dat eindigt op of na 31 december 2019. Zo heeft iedere onderneming voldoende tijd om te anticiperen op een no-deal Brexit en hoeven ondernemingen zich niet te bezondigen aan fiscale kunstgrepen zoals het aanpassen van hun (fiscale) boekjaar.
Brexit congres
Steven den Boer is een van de sprekers op het Brexit congres donderdag 4 april 2019. Op deze dag staan diverse specialisten klaar om u te helpen met praktische adviezen en tools. > Informatie en aanmelden.
Geef een reactie