Opvallend is dat een tweetal wetsvoorstellen die wel werden verwacht, op dit moment ontbreken in de voorstellen op Prinsjesdag voor de inkomstenbelasting.
Het wetsvoorstel inzake excessief lenen door de dga bij de eigen B.V., waarover reeds een internetconsultatieronde heeft plaatsgevonden, laat nog op zich wachten. En hetzelfde geldt voor de recent aangekondigde herziening van de vermogensrendementsheffing in box 3, waarbij de eerste € 440.000 spaartegoeden voortaan buiten de heffing vallen. Beide wetsvoorstellen gaan pas in op 1 januari 2022. Met name bij dit laatste wetsvoorstel kan de vraag worden gesteld waarom dit zo lang moet duren.
Zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek wordt in acht stappen verlaagd, van € 7.280 in het jaar 2019 tot € 5.000 in het jaar 2028. Door een verhoging van de arbeidskorting gaan de meeste zelfstandigen er in de jaren tot met 2028 nog steeds op vooruit. Grote gevolgen in de keuze voor eenmanszaak of B.V. zal deze wetswijziging dus niet hebben.
Tweeschijvenstelsel
Het reeds eerder vastgelegd invoeringstraject voor een tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting wordt versneld ingevoerd. Voor het jaar 2020 zal sprake zijn van een basistarief van 37,35% en een toptarief van 49,5%. Ook worden de arbeidskorting en de algemene heffingskorting extra verhoogd. Op 17 september jl. ging de econome Barbara Baarsma daarover in het televisieprogramma DWDD in discussie met de minister van Financiën Wopke Hoekstra (CDA). Door de fixatie van de politiek op de koopkrachtsplaatjes, wordt telkenmale aan de knoppen van de diverse heffingskortingen gedraaid, om op die manier het gewenste koopkrachteffect te bereiken. Dat maakt het inkomstenbelastingstelsel onnodig complex, men denke daarbij bijvoorbeeld aan de inkomensafhankelijk algemene heffingskorting en arbeidskorting, die dalen naarmate het inkomen stijgt. Een terechte kritiek, die bij de politiek echter niet op een vruchtbare voedingsbodem lijkt te slaan. En dat is jammer. De invoering van het tweeschijvenstel volgend jaar, leidt dan in ieder geval nog tot een bescheiden mate van belastingvereenvoudiging in de inkomstenbelasting.
Prof. mr. Gerard Meussen is hoogleraar belastingrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Daarnaast is hij als redacteur verbonden aan de NDFR, delen Inkomstenbelasting en Vennootschapsbelasting.
Geef een reactie