Vol verwachting opende ik gisteren het Belastingplan 2017. “Wat gaat er gebeuren in box 3?”, was voor mij de grote vraag. Met alle maatschappelijke weerstand tegen een vermogensrendementsheffing hoger dan de spaarrente, een Hoge Raad die zich tot tweemaal toe kritisch uitlaat over het forfaitaire karakter en de publieke roep voor een belastingheffing over werkelijke rendementen, is het duidelijk dat er iets moet veranderen in box 3. Hoewel niet onverwacht, bekruipt mij toch enige mate van teleurstelling: in het Belastingplan 2017 is namelijk geen enkele wijziging in box 3 opgenomen.
Het huidig Kabinet kiest er blijkbaar voor om deze hete aardappel -met de verkiezingen volgend jaar maart in zicht- door te schuiven naar haar opvolgers. Hierbij behoud ik bovendien het knagende gevoel van het vorige belastingplan: Waarom wordt er nu -voor wellicht een korte periode- geknutseld met aanpassingen van het forfaitaire box 3-rendement, terwijl er eigenlijk een veel grotere reparatie noodzakelijk lijkt?
Enfin, terug naar het belastingplan 2017. Al verder lezend, stuit ik op de introductie van een nieuwe fictieve vervreemding in box 2. Het verkrijgen van de VBI-status resulteert met ingang van Prinsjesdag in een afrekening over de AB-claim, waarmee de aantrekkelijkheid is verdwenen om een VBI op te zetten voor box 2-vermogen. Als zelfbenoemd “promotieteam VBI” voelt dit voor mij als een koude douche. Een door veel vermogende DGA’s toegepaste vermogensstructuur wordt immers afgeschaft en dat met een oneigenlijke verwijzing naar de motie tegen het boxhoppen van vorig jaar.
De VBI was voor de DGA immers geen sluiproute, zoals in het belastingplan wordt gesuggereerd, maar een alternatief om beleggingsvermogen van de DGA in Nederland te houden. Hoewel met de nodige aarzelingen is hier in 2007 op het Ministerie van Financiën bewust voor gekozen. Een besluit dat in 2009 nog eens is bevestigd met de juist voor de DGA-praktijk bedoelde verruiming voor een VBI om in banktegoeden te beleggen. Noem dan de naar mijn indruk werkelijke redenen voor het afschaffen, namelijk dat er te veel VBI’s worden opgericht. Met de gedachte dat de VBI aan zijn eigen succes ten onder gaat, valt te leven. Al bij de invoering van het regime van de VBI fronste immers menigeen zijn wenkbrauwen over de vrijstelling voor de DGA-VBI.
Gelukkig is het glas nog altijd halfvol. Het VBI-regime wordt niet afgeschaft. Bestaande VBI’s vallen niet onder de fictieve vervreemding en daarnaast blijft de VBI bestaan als alternatief voor box 3. Zeer terecht naar mijn mening, wordt weliswaar het tot JoJo- of Flits-VBI gedoopte fenomeen bestreden door de anti-boxhoptermijn voor VBI’s van 6 naar 18 maanden op te rekken. Toch behoudt de VBI haar aantrekkelijkheid om de vermogensrendementsheffing in box 3 te verruilen voor een belastingdruk van 25% over het werkelijke rendement. Voor mij blijft het wel nog de vraag of ons parlement vindt dat het boxhoppen hiermee voldoende is bestreden of dat zij nog aanvullende maatregelen eist.
Meer informatie: PE-Pitstop Belastingheffing over vermogen
Geef een reactie