De Europese Commissie publiceerde een wetsvoorstel dat ziet op invoering van een tijdelijke digitale dienstenbelasting voor internetbedrijven. In de volksmond inmiddels omgedoopt tot digitax of GAFA tax. Volgens Tom Vincken doet de EU er verstandig aan om mondiale consensus, inclusief de VS, af te wachten.
Uit recent onderzoek van Kieskompas blijkt dat 85% van onze bevolking voor het invoeren van een belasting voor internetbedrijven is. Een kwart van de bevolking is zelfs zeer sterk voor een dergelijke belasting. Het uitgevoerde onderzoek speelt hiermee onder meer in op een eerder dit jaar door de Europese Commissie gepubliceerd wetsvoorstel dat ziet op invoering van een tijdelijke digitale dienstenbelasting voor internetbedrijven. In de volksmond inmiddels omgedoopt tot digitax of GAFA tax.
Huidige belastingstelsel
De huidige winstbelastingregels zijn ontworpen in de jaren 20 van de vorige eeuw en gaan uit van bedrijfsmodellen waarbij fysieke aanwezigheid een voorname rol speelt in de waardecreatie. Van oudsher is het internationaal aanvaarde uitgangspunt in de winstbelasting daarom dat winst moet worden belast daar waar de waarde gecreëerd wordt. In de niet-digitale economie is dat vaak waar bedrijven fysiek gevestigd zijn. Fysieke aanwezigheid is in de huidige tijd van digitalisering echter steeds minder relevant voor bedrijven. Door snelle digitale ontwikkelingen ontstaat een mismatch tussen de plaats van waardecreatie en belastingheffing. Met de huidige regels is het daardoor lastig om grip te krijgen op digitale ondernemingen. Hierdoor kunnen verschillen ontstaan tussen van oudsher traditionele bedrijven en digitale bedrijven. Mondiale aanpassing is daarentegen ingewikkeld omdat voor aanpassing van de internationale belastingregels overeenstemming tussen meer dan honderd landen nodig is. Om te voorkomen dat lidstaten in de tussentijd zelf eenzijdig maatregelen invoeren achtte de EC zich genoodzaakt actie te ondernemen en een mondiale oplossing niet af te wachten.
Voorstel EC
Het voorstel van de EC introduceerde in eerste instantie een belasting van 3% over de bruto-omzet van een bedrijf op de volgende diensten: (i) het plaatsen van advertenties op een digitale toepassing; (ii) het doorspelen van data die over gebruikers van een digitale toepassing verzameld zijn en (iii) het ter beschikking stellen van bemiddelingsdiensten. Daarnaast dient het totale bedrag aan wereldwijde inkomsten voor het laatste boekjaar hoger te zijn dan EUR 750 miljoen en het totale bedrag aan belastbare inkomsten van een bedrijf in dat boekjaar binnen de EU hoger te zijn dan EUR 40 miljoen. De belasting wordt vervolgens berekend op basis van de locatie van de gebruiker van het IP adres zodat wordt aangesloten bij het doel van het voorstel om diensten te belasten daar waar de waarde gecreëerd wordt. Het maakt hierbij dus niet uit waar een bedrijf fysiek is gevestigd. Aangezien de lidstaten van mening verschillen over de invulling van de digitale dienstenbelasting wordt het initiële voorstel steeds verder uitgekleed. Inmiddels lijkt het er op dat het voorstel zo aangepast wordt dat het zich alleen nog richt op advertentie-inkomsten. Bovendien wordt benadrukt dat het slechts een tijdelijke maatregel is totdat er mondiale consensus is bereikt. Gemikt wordt nu op een akkoord in maart 2019 met een beoogde invoering per 1 januari 2019.
Haken en ogen
Aan het voorstel van de EC zitten verschillende haken en ogen. Door zelfstandig te handelen en niet te wachten op mondiale consensus wordt de relatie tussen de EU en de Verenigde Staten verder onder druk gezet. Het voorstel is in de Verenigde staten slecht gevallen omdat het er op lijkt dat voornamelijk Amerikaanse bedrijven als Google, Amazone, Facebook en Apple geraakt zullen worden. Het voorstel van de EC heeft in de Verenigde Staten daarom de toepasselijke naam GAFA tax gekregen, verwijzend naar deze bedrijven. Daarnaast is het de vraag of bedrijven door het voorstel niet dubbel belast worden. Het lijkt er namelijk op dat de winstbelasting voor een aantal bedrijven wordt vervangen door een omzet gerelateerde belasting. Dit zijn twee aparte grootheden en kan daardoor onevenwichtig uitpakken. Het voorstel lijkt bedrijven hierin echter enigszins tegemoet te komen door de mogelijkheid te bieden de digitale dienstenbelasting als kosten af te trekken van de winstbelasting die in dezelfde lidstaat is betaald.
Gelet op de verdeeldheid tussen de lidstaten over daadwerkelijke invulling van het voorstel en de inbreuk die het voorstel op de huidige internationaal aanvaarde belastingregels heeft doet de EC er verstandig aan een mondiale consensus in OESO verband, waar ook de Verenigde Staten deel van uitmaakt, af te wachten. De OESO verwacht namelijk in 2019 met een update te komen. Haastige spoed is immers zelden goed.
Tom Vincken is werkzaam bij NautaDutilh. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.
Geef een reactie