Het pensioen in eigen beheer kende glorieuze tijden, maar een speeltje was het al lang niet meer. De laatste jaren is ‘fiscaal gedrocht’ een meer gehoorde terminologie. Ook ik als pensioenadviseur ben blij dat de staatssecretaris nu een punt wil zetten achter de onwenselijke gevolgen van het pensioen in eigen beheer, want deze gevolgen waren wel nijpend.
Aantal voorbeelden:
- Bv’s blijken niet in staat om de pensioenen feitelijk aan de dga te kunnen uitkeren, omdat ondernemingen of panden minder opleveren dan verwacht. De fiscus dwingt de bv om het pensioen uit te keren, ook als het pand daarom (ver) onder de marktwaarde moet worden verkocht.
- De bv kan geen dividend uitkeren of extern kapitaal aantrekken, omdat het pensioen op basis van de commerciële waarde (huidige marktrente!) op de balans drukt. De commerciële waarde is al snel drie keer hoger dan de fiscale waarde.
- Bij echtscheiding werd de bv verplicht het pensioen van de ex-echtgenoot op basis van commerciële waarde af te storten naar een verzekeringsmaatschappij, wat enorm belastend was voor de liquide middelen van de bv.
Op 15 maart 2016 is de staatsecretaris eindelijk met een duidelijk toekomstbeeld gekomen. De staatssecretaris wil geen pensioen in eigen beheer meer voor nieuwe situaties. Voor bestaande situaties komt hij met twee mogelijkheden (zowel voor pensioen in opbouw als voor stopgezet pensioen als voor ingegaan pensioen):
- In 2017 afkoop van de fiscale waarde van het pensioen, waarbij belastingheffing plaatsvindt over 70% van deze waarde. Er is geen revisierente verschuldigd.
- De fiscale waarde van het pensioen wordt omgezet in een eenvoudige oudedagspaarvoorziening. Het wordt als het ware een pensioenkapitaal dat de bv vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd in 20 jaar belast aan de dga uitkeert.
Voorbeeld:
– Fiscale waarde pensioen > € 200.000 (commercieel: € 600.000)
– Belastingheffing maximaal 52% x 70% x € 200.000 > € 72.800 (effectieve heffing 36,4%)
– Aan dga uit te keren > € 127.200
De bv draagt € 72.800 als loonheffing af aan de fiscus en € 127.200 aan de dga, maar de bv kan deze € 127.200 aan de dga schuldig blijven of als (informeel) kapitaal in de bv storten. Is de afkoop niet haalbaar, dan komt de € 200.000 op de fiscale en commerciële balans te staan. Vanaf 67 jaar ontvangt de dga gedurende 20 jaar daaruit belaste uitkeringen.
Naast deze twee mogelijkheden kan de dga ervoor kiezen om zijn pensioenaanspraken alsnog onder te brengen bij een verzekeringsmaatschappij. De dga houdt zijn volledige aanspraak, maar de bv moet –in bovengenoemd voorbeeld– dan wel € 600.000 aan de verzekeringsmaatschappij betalen!
Voor de bv is dit mijns inziens erg bevrijdend nieuws, omdat de bv qua verplichting ontlast wordt en er een einde komt aan alle ongewenste gevolgen. Actuariële pensioenberekeningen zijn niet meer nodig. De dga heeft minder pensioen en moet buiten de bv op een andere manier zorg dragen voor voldoende inkomen voor de oude dag en bij overlijden (zoals lijfrentesparen bij bank en overlijdensrisicoverzekering).
Uiteraard moeten de plannen nog wel door het wetgevingsproces. Maar het lijkt er sterk op dat in 2017 voor elke dga een hele nauwkeurige afweging moet worden gemaakt of afkoop interessant en mogelijk is. En daarna is het ook game over voor de pensioenadviseur die zich voornamelijk met het dga-pensioen bezig houdt. De pensioenadviseur was toch al niet ‘happy’ met het pensioen in eigen beheer en moet/mag na 2017 een nieuwe invulling van het werk vinden…
Ingemarie Hofmeijer is voorzitter Pensioen-desk BonsenReuling
Geef een reactie