
Advocaat-generaal Ettema adviseert de Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen over de mogelijkheid om een verschillend btw-tarief te hanteren voor de levering van digitale boeken op fysieke dragers en de elektronische levering van digitale boeken.
Een nv die deel uitmaakt van een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting, verkoopt via een webwinkel (abonnementen op) e-books en luisterboeken. Voor de verkochte e-books die de klant uitsluitend kan downloaden, heeft de FE in het vierde kwartaal van 2019 omzetbelasting voldaan naar het algemene tarief van 21%. De FE verzoekt om teruggaaf van een deel van het op aangifte voldane bedrag aan omzetbelasting, omdat zij meent dat het verlaagde tarief voor boeken van toepassing is. De inspecteur wijst dit verzoek af, waarna de FE in beroep gaat. De zaak belandt uiteindelijk voor de Hoge Raad. De Advocaat-generaal (A-G) komt met een conclusie.
Rechtvaardiging voor ongelijke behandeling
De A-G verwijst in haar conclusie naar het zogeheten RPO-arrest van het Hof van Justitie van de EU (ECLI:EU:C:2017:174). In dit arrest heeft het Hof geoordeeld dat lidstaten de elektronische levering van digitale boeken mag uitsluiten van de toepassing van het lage btw-tarief, terwijl het verlaagde tarief wel is toe te passen op digitale boeken op fysieke dragers. Na dit arrest is echter de Btw-richtlijn aangepast. De A-G concludeert dat een lidstaat daardoor zich niet langer kan beroepen op het RPO-arrest om de ongelijke tarieftoepassing te rechtvaardigen. Tegelijkertijd heeft de Uniewetgever overwogen dat de invoering van de wijzigingsrichtlijn niet leidt tot een verplichting voor de lidstaten om het onderscheid op te heffen. Met de wijziging is alleen een beperking bij de vaststelling van de btw-tarieven voor publicaties opheft. Wel bevat de wijzigingsrichtlijn de overweging dat voor een ongelijke behandeling van digitale publicaties een objectieve rechtvaardiging nodig is.
Advies: stel prejudiciële vragen
De keuzevrijheid van de lidstaten met betrekking tot de ongelijke behandeling van digitale publicaties lijkt niet te rijmen met het beginsel van gelijke behandeling, aldus de A-G. Daarom adviseert zij de Hoge Raad om de volgende prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de EU:
- Zijn de bepalingen met betrekking tot de toepassing van een extra verlaagd tarief van minder dan 5% op de levering van boeken ongeldig in het licht van het beginsel van gelijke behandeling, voor zover die bepalingen de lidstaten de beslissingsruimte geven een verlaagd btw-tarief toe te passen op de genoemde publicaties “ofwel op fysieke dragers of langs elektronische weg, of op beide wijzen”?
- Hebben de lidstaten niet of slechts onder voorbehoud van een objectieve rechtvaardiging die bedoelde beslissingsruimte? Dan is de vervolgvraag of een lidstaat zich na de wijziging van de Btw-richtlijn ter (tijdelijke) rechtvaardiging van het verschil in toepassing van het verlaagde btw-tarief kan beroepen op de grond dat hij de tijd nodig heeft om zijn nationale wetgeving aan te passen. De A-G stelt dat het hier bij deze tijd gaat om één wetgevingscyclus van een jaar. Ook is de vraag of daarbij van belang is dat de gewijzigde Btw-richtlijn naar de tekst en de overwegingen van de Uniewetgever beoordeeld geen verplichting aan de lidstaten oplegt.
Richtlijn: art. 98 Btw-richtlijn
Wet: art. 9, tweede lid, onderdeel a en tabel I, onderdeel a post Wet OB 1968
Bron: Parket bij de Hoge Raad 28 maart 2025 (gepubliceerd 11 april 2025), ECLI:NL:PHR:2025:398, 24/01210
Geef een reactie