Als een btw-ondernemer de volledige beschikkingsmacht heeft over een pand, telt dat pand als een bedrijfsmiddel van de ondernemer. Daardoor is privégebruik van dat pand een belaste dienst.
Twee echtgenoten hadden een pand laten bouwen op grond die zij samen in eigendom hadden. Dat pand was in 2011 in gebruik genomen. De echtgenoten bewoonden in het pand. Maar de vof die zij dreven maakt ook van een deel gebruik voor bedrijfsdoeleinden. De vof was daarvoor geen vergoeding verschuldigd. De vof had de btw ter zake van de bouw steeds volledig in aftrek gebracht. In een beroepsprocedure stelde de vof dat het pand niet ‘een tot haar bedrijf behorend goed’ was. Daardoor was het privégebruik van het pand niet aan te merken als een btw-belaste dienst.
Vof had beschikkingsmacht
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de vof in het gelijk gesteld. Zie ook NTFR 2020/36 en ‘Vof hoeft geen btw te corrigeren voor gebruik pand vennoten’. In cassatie houdt die beslissing echter geen stand. De Hoge Raad zet eerst het juridische kader inzake ‘goederen van het bedrijf van de ondernemer’ en inzake ‘goederen van het bedrijf van een maatschap of een vof’ uiteen. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat nu vaststaat dat de echtgenoten de vennoten van belanghebbende zijn. Daarnaast hebben zij gezamenlijk het pand laten bouwen op grond die bij hen in gemeenschappelijke eigendom is. Verder had het hof als uitgangspunt moeten nemen dat de vof bevoegd was om over het pand te beschikken als ware zij eigenaar. Het hof heeft dit miskend. De hofuitspraak wordt daarom vernietigd en de Hoge Raad doet zelf de zaak af.
Privégebruik staat vast
De vof heeft geen feiten gesteld die zouden kunnen meebrengen dat zij niet de macht had om over het pand te beschikken als ware zij eigenaar. Aangezien zij het pand mede heeft gebruikt voor bedrijfsdoeleinden en alle voorbelasting die in verband met het pand in rekening is gebracht, in aftrek heeft gebracht, is het pand gaan behoren tot het bedrijfsvermogen van de vof. Daaraan staat niet in de weg dat de facturen op naam van (een van) de echtgenoten zijn gesteld. De vof heeft het pand in 2015 mede voor andere dan bedrijfsdoeleinden gebruikt, te weten privégebruik door de echtgenoten. Daarom is belanghebbende ter zake van dat gebruik omzetbelasting verschuldigd op grond van art 4, lid 2, letter a, Wet OB 1968. De Hoge Raad verklaart het beroep van de staatssecretaris van Financiën gegrond.
Wet: art. 4, tweede lid, onderdeel a Wet OB 1968
Bron: Hoge Raad 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1836, 19/05647
In dezelfde zin als in ECLI:NL:HR:2021:1836, ook Hoge Raad 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1965, ECLI:NL:HR:2021:1968, ECLI:NL:HR:2021:1970 en ECLI:NL:HR:2021:1971
Geef een reactie