Dat iemand werkzaamheden voor een ander verricht zonder dat daarvoor een contract is afgesloten, betekent nog niet geen sprake kan zijn van btw-ondernemerschap. Dit blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad.
Een man was administratieconsulent en belastingadviseur van beroep. Daarnaast was hij lid en medebestuurder van twee coöperaties. Beide coöperaties waren ondernemer voor de omzetbelasting. De coöperaties sloten overeenkomsten met derden voor het verrichten van werkzaamheden. Onder andere de man voerde deze werkzaamheden uit. Daarvoor ontving hij een vergoeding van de coöperaties. De man meent dat hij als vrije-beroepsbeoefenaar de werkzaamheden voor de coöperaties verricht als btw-ondernemer. Hij heeft zich daarom op 1 januari 2009 laten inschrijven als eenmanszaak in het handelsregister. Maar de Belastingdienst ziet hem niet als een btw-ondernemer.
Zelfstandigheid ondanks ontbreken contract
In een beroepsprocedure stelt Hof Arnhem-Leeuwarden vast dat de man zijn werkzaamheden voor de coöperaties niet op contractuele basis heeft uitgevoerd. Daarmee is geen sprake van zelfstandigheid in de werkzaamheden van de man voor de coöperaties, aldus het hof. Maar de Hoge Raad vindt deze redenering te kort door de bocht. Ook zonder het bestaan van een contractuele relatie tussen de partijen kan de man zelfstandig werken. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens door naar een ander hof. Dit hof moet onderzoeken of de man vergoedingen heeft ontvangen voor het als btw-ondernemer verrichten van werkzaamheden voor de coöperaties.
Wet: art. 7, tweede lid Wet OB 1968
Bron: Hoge Raad 28 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:330, 18/00873
Geef een reactie