Stel dat een btw-ondernemer goederen en diensten veilt via een website. Hij is dan btw verschuldigd op het moment dat hij de winnende consument een te verzilveren bon overhandigt. Zelfs als niet iedereen zulke bonnen verzilvert.
Hoofdregel verschuldigdheid van omzetbelasting bij factuur
Als een btw-ondernemer vanwege een verrichte prestatie een factuur moet uitreiken, is hij in beginsel de omzetbelasting verschuldigd op het tijdstip waarop hij de factuur uitreikt. Reikt de ondernemer de factuur niet tijdig uit? Dan is hij de omzetbelasting verschuldigd op het tijdstip waarop hij de factuur uiterlijk had moeten uitreiken. Deze regels gelden niet in het geval van verlegging. Dan is namelijk de afnemer van de prestatie de omzetbelasting verschuldigd en wel op het moment waarop de ondernemer de dienst verleent. Stel nu dat de ondernemer de vergoeding voor zijn verrichte prestatie (gedeeltelijk) ontvangt voordat hij een factuur heeft uitgereikt of had moeten uitreiken of voordat de dienst met verlegde btw is verleend. In dat geval is de omzetbelasting verschuldigd op het moment van deze (gedeeltelijke) ontvangst.
Factureringsplicht
Btw-ondernemers moeten in beginsel factureren uitreiken in verband met:
- leveringen van goederen en het verlenen van diensten voor een andere btw-ondernemer of voor een rechtspersoon die geen btw-ondernemer is;
- intracommunautaire afstandsverkopen van goederen waarbij de btw-ondernemer geen gebruik maakt van de Unieregeling;
- intracommunautaire leveringen (ICL) van goederen die voor de leverancier zijn belast tegen het 0%-tarief;
- vooruitbetalingen die hij ontvangt vanwege prestaties aan btw-ondernemers en lichamen of in het kader van intracommunautaire afstandsverkopen van goederen;
- vooruitbetalingen die de btw-ondernemer ontvangt van een andere btw-ondernemers of van lichamen, voordat hij die dienst heeft verleend.
Uitreiken van factuur
In beginsel moet een btw-ondernemer zijn factuur uiterlijk uitreiken op de vijftiende dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de prestatie heeft verricht. In het geval van vooruitbetalingen moet hij de factuur uitreiken voordat de vooruitbetaling opeisbaar is.
Verschuldigdheid op moment van prestatie
Als de ondernemer niet is verplicht om een factuur uit te reiken, is in principe de omzetbelasting verschuldigd op het moment waarop de ondernemer de goederen levert of de dienst verleent. Moet de ondernemer omzetbelasting betalen vanwege privégebruik van zakelijke goederen en/of diensten? Dan is de ondernemer de omzetbelasting verschuldigd op de laatste dag van het boekjaar waarin het privégebruik plaatsvindt. Daarbij moet hij privégebruik dat nog niet is voltooid op die laatste dag behandelen alsof het op die dag wel is voltooid. Tenminste, voor zover dat privégebruik betrekking heeft op dat boekjaar. Is het boekjaar langer dan een jaar? Dan is de ondernemer de btw verschuldigd op de laatste dag van het kalenderjaar waarin het privégebruik plaatsvindt.
Intracommunautaire verwerving
Bij de ICL van goederen of het intracommunautair overbrengen van bedrijfsmiddelen telt de ontvangst van deze goederen of middelen als een intracommunautaire verwerving (ICV). De btw die de afnemer moet betalen is verschuldigd op het moment van uitreiking van de factuur. De btw is uiterlijk verschuldigd op de vijftiende dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de prestatie heeft verricht. Op deze regel gelden geen uitzonderingen.
Doorlopende prestaties
Het kan gebeuren dat een btw-ondernemer doorlopende diensten verleend aan een afnemer naar wie hij de btw verlegt. Duurt de desbetreffende periode langer dan een jaar? Dan wordt de dienstverlening geacht bij de afloop van elk kalenderjaar te zijn voltooid zolang de dienstververlening doorloopt. Daarbij mag de dienstverlening geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode. ICL’s die langer dan een kalendermaand doorlopend plaatsvinden, worden geacht bij de afloop van elke kalendermaand te zijn voltooid zolang de goederenlevering doorloopt. Andere prestaties die de ondernemer gedurende een zekere periode doorlopend verricht, worden geacht minimaal eenmaal per jaar te zijn voltooid.
Afstandsverkopen via elektronische interface
Als een btw-ondernemer door middel van een elektronische interface afstandsverkopen van goederen uit niet-EU-landen faciliteert, geldt mogelijk een aparte regeling. Dat is het geval als de goederen een intrinsieke waarde hebben van maximaal € 150. In deze situatie wordt die ondernemer geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd. Deze fictie geldt ook als een btw-ondernemer via het gebruik van een elektronische interface de levering van goederen binnen de Unie door een ondernemer van buiten de EU aan niet-ondernemers faciliteert. Als deze fictie van toepassing is, is de ondernemer de btw verschuldigd op het tijdstip waarop de betaling is aanvaard.
Winnen van veiling
In een zaak voor Hof Amsterdam kwam de vraag op hoe het zit met de verschuldigdheid van btw als een afgenomen prestatie kan komen te vervallen. Het betrof een vennootschap die een website exploiteerde. Op deze website konden consumenten op een internetveiling bieden op goederen en diensten van derde-ondernemers (aanbieders). Tot de aangeboden prestaties behoorden onder andere reizen en arrangementen. Wie op het moment van sluiten van de veiling het hoogste bod had geplaatst, was de winnaar. De winnende consument moest binnen een bepaalde periode het winnende bod plus € 5 administratiekosten betalen aan het bedrijf. Vervolgens ontving deze consument een digitale bon met een code. De consument moest deze bon binnen een vooraf vastgestelde periode verzilveren bij de aanbieder.
Wel of geen verzilvering
Bij verzilvering van de bon door de consument kocht de vennootschap de prestatie bij de aanbieder in. Dat gebeurde op basis van de vergoeding die tussen het bedrijf en de aanbieder was overeengekomen. Als geen bestelling, boeking of reservering plaatsvond, kwam het recht op de prestatie te vervallen. In dat geval had de consument geen recht op terugbetaling van het bedrag dat zij had betaald aan het bedrijf. Van tussen de 4 en 16% van alle bonnen bleef de verzilvering achterwege.
Btw over voordeel van uitgebleven inkoopkosten
Volgens de vennootschap zou zij de omzetbelasting pas zijn verschuldigd op het moment van de verzilvering van de bon. Zowel de Belastingdienst als Hof Amsterdam is het daar niet mee eens. De vennootschap is de btw verschuldigd om het moment dat zij de winnende consument de bon doet toekomen. Op dat moment is namelijk sprake van een overdracht van beschikkingsmacht.
Wet: art. 3c, 12, tweede lid, 13, 13a, 34c en 34g Wet OB 1968
Bron: Gerechtshof Amsterdam 12 april 2022 (gepubliceerd 4 mei 2022), ECLI:NL:GHAMS:2022:1289, 21/00165
Geef een reactie