Het aanbieden van diensten die samengestelde prestaties omvatten, kwalificeert in beginsel niet als het bieden van de gelegenheid tot sportbeoefening. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het zogeheten fractional sailing. In zo’n situatie zal de ondernemer het normale btw-tarief moeten hanteren.
Een bv omschreef haar activiteiten als ‘fractional sailing’. Dat betekende dat zij op basis van een jaarabonnement tegen vergoeding zeiljachten ter beschikking stelde. Haar afnemers konden abonnementen afsluiten voor verschillende types zeiljachten. Ieder abonnement zag op een bepaalde boot en per boot waren er maximaal zes vaste abonnees/gebruikers. Alle kosten waaronder havengeld, verzekering en reiniging waren inbegrepen in de abonnementsprijs. Abonnees kozen per maand op welke dagen zij wilden varen. De bv zorgde ervoor dat de schepen zeilklaar waren. Zij huurde ook vaste ligplaatsen in jachthavens voor haar jachten. Deze jachthavens hadden diverse faciliteiten. Volgens de bv bood zij met haar diensten haar klanten de gelegenheid om sport te beoefenen. Daarom wilde de bv het verlaagde btw-tarief toepassen. Maar de inspecteur betwist dat fractional sailing valt onder sportbeoefening.
Samengestelde prestatie
Rechtbank Den Haag constateert dat de prestaties van de bv niet alleen zien op het ter beschikking stellen van de zeilboten. Door het afnemen van het totaalpakket van de bv kan een abonnee op door hem vast te stellen dagen steeds met hetzelfde schip varen. Daardoor kan hij het gevoel ervaren over een eigen schip te beschikken zonder de bijbehorende lasten te dragen. Fractional sailing is dus een samengestelde prestatie die als zodanig niet valt aan te merken als het aanbieden van de gelegenheid tot sportbeoefening. Of in ieder geval niet in zo’n overheersende mate dat de totaalprestatie van de bv om die reden onder het verlaagde tarief valt. Het ter beschikking stellen van schepen is op zichzelf evenmin het bieden van sportaccommodatie. De zeilschepen zijn immers geen onroerende zaken. De rechtbank oordeelt daarom dat de bv het normale btw-tarief moet toepassen.
Wet: art. 9, tweede lid, onderdeel a en Tabel I, post b.3 Wet OB 1968
Bron: Rechtbank Den Haag 6 mei 2021 (gepubliceerd 15 juni 2021), ECLI:NL:RBDHA:2021:5624, AWB 20/3799
Geef een reactie