Als een onderneming uitsluitend procedures voert om een schadevergoeding te krijgen, heeft zij geen recht op aftrek van voorbelasting.
Een bv heeft als statutair doel het telen en verhandelen van tulpen, het oprichten van, deelnemen in en het beheren van andere vennootschappen, en het beleggen van vermogen. De bv heeft over de perioden 2013 tot en met 2018 aangiften omzetbelasting ingediend. Daarbij heeft zij telkens om teruggaaf gevraagd. De Belastingdienst verleent teruggaven die variëren van € 486 tot € 5.314. Maar naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de fiscus naderhand dat de bv in de desbetreffende perioden niet kwalificeert als btw-ondernemer en dus geen recht heeft op deze teruggaven. Daarom krijgt de bv naheffingsaanslagen opgelegd. Zij start daartegen een beroepsprocedure.
Geen rechtstreeks verband tussen vergoeding en prestatie
Hof Amsterdam stelt voorop dat het realiseren van omzet niet noodzakelijk is voor btw-ondernemerschap. Men moet wel streven naar het behalen van omzet. Voorbereidende ondernemingsactiviteiten kunnen voor de btw tellen als economische activiteiten. Maar dan moet de potentiële btw-ondernemer wel aangeven naar omzet te streven. Hij moet deze verklaring ook kunnen onderbouwen. De bv stelt dat zij bezig is met voeren van procedures om schade geleden door grootschalige tulpenbollenfraude te verhalen. Maar het streven naar eerherstel en schadeloosstellingen kan niet leiden tot btw-ondernemerschap, zo oordeelt het hof. De schadevergoedingsacties staan namelijk niet in rechtstreeks verband met het verrichten van een levering of dienst voor de omzetbelasting. Hierbij maakt het overigens niet uit of het aannemelijk is dat de bv in de toekomst schadevergoedingen zal ontvangen. Bovendien maakt de bv niet aannemelijk dat het indienen van de schadeclaims rechtstreeks en onmiddellijk samenhangt met vroegere economische activiteiten.
Geen andere ondernemingsactiviteiten
Het verkrijgen en vervreemden van deelnemingen telt evenmin als een ondernemingsactiviteit voor de btw. Het bedrijfsmatig ter beschikking stellen van kapitaal aan een andere vennootschap kan onder voorwaarden wel een prestatie vormen voor de omzetbelasting. Maar de bv heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Ten slotte heeft de bv geen btw-facturen overlegd. Zij beweert dat haar administratie is gestolen. Maar dan nog had de bv alternatieve bewijzen moeten verzamelen. De naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd.
Wet: art. 2, 7 en 15 Wet OB 1968
Geef een reactie