Een zelfstandige groepering kan onder toepassing van de koepelvrijstelling bepaalde btw-vrijgestelde diensten leveren aan haar leden. Bestaat een lid zelf ook uit een groep van personen, die voor de btw één belastingplichtige vormen? Maar is een van deze personen niet aangesloten bij de zelfstandige groepering? Dan vallen de diensten aan de hele groep niet onder de koepelvrijstelling.
Soms maakt een persoon of een lichaam deel uit van een samenwerkingsverband dat diensten verleent aan haar leden. Zijn deze diensten noodzakelijk zijn voor de leden om zelf prestaties te verrichten, die zijn vrijgesteld van btw of waarvoor zij geen btw-ondernemer zijn? Dan is het niet de bedoeling dat deze dienst wordt bezwaard met omzetbelasting. Daarom bevat de btw-richtlijn een speciale vrijstelling. Deze vrijstelling is eveneens opgenomen in de Nederlandse Wet op de omzetbelasting 1968 en staat bekend onder de naam koepelvrijstelling.
Lid dat niet geheel is aangesloten
Het Europese Hof van Justitie van de EU heeft geoordeeld dat de koepelvrijstelling niet valt toe te passen op diensten aan een lid dat zelf ook een groep is. Tenminste, als een van de leden van die groep niet is aangesloten bij de zelfstandige groepering. In de desbetreffende zaak was een Limited (Ltd.) de houdstermaatschappij van een groep die onderwijs- en loopbaanontwikkelingsdiensten aanbood. De Ltd. had negen Britse dochterondernemingen, die elk een college voor hoger onderwijs beheerden in het Verenigd Koninkrijk (VK). De Ltd. was het vertegenwoordigend lid van een btw-groep. Daarbij was elke groepsonderneming aangesloten op een na.
Oprichting ZGP
De groep richtte in 2014 een in Hong Kong gevestigde aandelenvennootschap op die voor gelijke delen in handen is van de negen groepsondernemingen. Deze groep had twintig mensen in dienst en verrichtte op één uitzondering na geen diensten ten behoeve van niet-leden. Meerdere diensten werden geacht door de aandelenvennootschap te zijn verricht aan de holding als vertegenwoordigend lid van de btw-groep. De Britse rechter vroeg zich af of de koepelvrijstelling onder deze omstandigheden was toe te passen. De leden van een btw-groep hebben immers een zelfstandige groepering van personen (ZGP) opgericht, terwijl het vertegenwoordigende lid van die btw-groep geen lid is van de ZGP. De verwijzende rechter stelde verder nog vragen over de territoriale reikwijdte van de koepelvrijstelling.
Meeprofiterend niet-lid
Het Hof overweegt dat de diensten moeten worden geacht te zijn verricht voor de betrokken btw-groep in haar geheel. Zou de ZGP de koepelvrijstelling toepassen, dan zou die vrijstelling mede ten goede komen aan een entiteit die geen lid is van de ZGP. De ZGP kan daarom niet in aanmerking komen voor de toepassing van de koepelvrijstelling. Omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van de koepelvrijstelling, hoeft het Hof de overige vragen van de verwijzende rechter niet te worden beantwoord.
Voorwaarden koepelvrijstelling
Maar de koepelvrijstelling kent nog meer voorwaarden. Om te beginnen ziet de koepelvrijstelling op diensten die zelfstandige groeperingen van personen of lichamen verlenen aan hun leden. Deze leden verrichten btw-vrijgestelde prestaties of prestaties waarvoor zij geen btw-ondernemer zijn. En om deze prestaties te kunnen verrichten, hebben de leden de desbetreffende diensten nodig. Verder mogen de groeperingen voor deze diensten niet meer vorderen van hun leden dan hun aandeel in de gezamenlijke uitgaven. Bovendien mag de koepelvrijstelling niet leiden tot oneerlijke concurrentie.
Groeperingen
De koepelvrijstelling is slechts toe te passen op de diensten door een beperkt aantal groeperingen. Het moet namelijk gaan om zelfstandige groeperingen van:
- instellingen die zijn toegelaten om op de voet van de Woningwet werkzaam te zijn in het belang van de volkshuisvesting. De koepelvrijstelling geldt alleen voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor het beheer of het onderhoud van woningwet- of premiewoningen;
- verplegings- en verzorgingsinstellingen waarvan de prestaties zijn vrijgesteld van omzetbelasting. De koepelvrijstelling geldt slechts voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van die vrijgestelde prestaties. De wasverzorging en het verzorgen van de loon- en salarisadministratie, de financiële administratie en de grootboekadministratie vallen niet onder de koepelvrijstelling;
- kruisverenigingen die btw-vrijgestelde prestaties verrichten van sociale of culturele aard, voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van die prestaties;
- andere dan hiervoor genoemde personen of lichamen, die prestaties verrichten welke zijn vrijgesteld of waarvoor zij geen ondernemer zijn. Ook hierbij geldt de koepelvrijstelling alleen voor zover de diensten rechtstreeks nodig zijn voor het verrichten van die prestaties, met uitzondering van de diensten, bestaande in het verzorgen van de loon- en salarisadministratie, de financiële administratie en de grootboekadministratie.
Uitgezonderde diensten
De volgende diensten komen niet in aanmerking voor toepassing van de koepelvrijstelling:
- de ontwikkeling van geautomatiseerde informatie- en communicatiesystemen. Het ontwikkelen of ter beschikking stellen van programmatuur voor zulke systemen is eveneens uitgesloten van de toepassing van de koepelvrijstelling. Daarnaast is de koepelvrijstelling evenmin van toepassing op het begeleiden van dan wel het leiding geven aan de toepassing van geautomatiseerde informatie- en communicatiesystemen;
- het ter beschikking stellen van computerapparatuur;
- advisering, begeleiding, onderzoek en andere diensten op het gebied van onderhoudsbeheersing van woningen en andere gebouwen;
- expertisewerkzaamheden, onderzoeken, inspecties, taxaties, arbitrage en advisering in het kader van een verzekering of een schadegeval;
- het verlenen van bijstand op grond van de Arbowet;
- werkzaamheden met betrekking tot de pensioenadministratie;
- het adviseren en ondersteunen van paritaire organisaties;
- het ter beschikking stellen van personeel.
Richtlijn: art. 132, eerste lid, onderdeel f richtlijn 2006/112/EC
Wet: art. 11, eerste lid, onderdeel u Wet OB 1968
Besluit: art. 9 Uitv. Besl. OB 1968
Beschikking: art. 9a Uitv.besch. OB
Bron: Hof van Justitie van de EU 18 november 2020, ECLI:EU:C:2020:9324, C-77/19
Geef een reactie