Soms krijgt een schuldeiser bij het innen van zijn vorderingen een gebouw van de schuldenaar in handen. Als de schuldeiser dit gebouw verkoopt, verricht hij daarmee volgens het Hof van Justitie van de EU geen economische activiteit. De verkoop is daardoor geen belastbaar feit voor de omzetbelasting.
De btw-richtlijn merkt in principe iedereen die zelfstandig een economische activiteit verricht aan als btw-belastingplichtige. De richtlijn merkt specifiek de exploitatie van een (on)lichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen aan als economische activiteit. Nu komt het in de praktijk voor dat een schuldenaar een hypotheek is aangegaan die hij niet kan aflossen. In dat geval kan de hypotheekhouder de onroerende zaak waarop de hypotheek rust opeisen. Vervolgens kan de hypotheekhouder de onroerende zaak verkopen om zo zijn vordering geïnd te krijgen. Het Hof kreeg de vraag voorgelegd of in zo’n situatie sprake is van een economische activiteit voor de heffing van btw.
Geen economische activiteit
Het Hof oordeelt dat de beslaglegging, toewijzing aan de schuldeiser en verkoop van een onroerende zaak op zich geen economische activiteit voor de btw is. Tenminste, als deze handeling onder de enkele uitoefening van het eigendomsrecht valt. Ook moet een en ander binnen de perken van het goede beheer van het privévermogen blijven. Onder deze omstandigheden is de hypotheekhouder en verkoper van de onroerende zaak geen belastingplichtige voor de btw. Overigens verduidelijkt het Hof dat het desbetreffende hoofdgeding niet ziet op onroerende verkopen die rechtstreeks in het verlengde liggen van het verstrekken van leningen als economische activiteit.
Richtlijn: art. 2, eerste lid, onderdeel a en 9, eerste lid btw-richtlijn
Wet: art. 7 Wet OB 1968
Bron: Hof van Justitie van de EU 20 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:40, C-655/19
Geef een reactie