Als in een serviceovereenkomst is opgenomen dat de dienstverlener wekelijks zal factureren, is in principe geen reden om te twijfelen dat voor de btw een prestatie plaatsvindt.
Drie bv’s maakten deel uit van een fiscale eenheid (FE) voor de omzetbelasting. Een van de bv’s bood een internetplatform aan waar klanten advertenties op konden plaatsen om hun diensten en/of producten te verkopen. Klanten maakten hun eigen advertenties en plaatsten deze geautomatiseerd op het platform zonder tussenkomst van de bv. Hoewel het plaatsen van een advertentie gratis was, kon men tegen betaling een betere positie van de advertentie verkrijgen. Het platform was vanuit de hele wereld bereikbaar. Verder had de bv serviceovereenkomsten gesloten met twee Nederlandse vennootschappen. Deze overeenkomsten gingen in februari 2016 in. Op grond van die overeenkomst zou de bv onder andere een website opzetten en bijbehorende diensten verlenen. Hoewel de bv al in 2016, 2017 en het eerste kwartaal van 2018 de diensten verleende, stuurde zij de vennootschappen pas in september 2018 de facturen. En de verschuldigde btw droeg zij niet af.
Geen verschil economische en juridische werkelijkheid
De inspecteur stelt dat de FE al eerder de facturen had moeten uitreiken en de btw had moeten afdragen. Hij legde de FE daarom naheffingsaanslagen omzetbelasting op. Bovendien moest zij een verzuimboete betalen. De FE ging in beroep tegen de naheffingsaanslagen en de verzuimboete. Zij beweert dat de relevante elementen van de prestaties pas in het derde kwartaal van 2018 bekend werden. Daarvoor waren de leveringsvoorwaarden nog niet juridisch vormgegeven. Hier verschilt de economische werkelijkheid met de juridische werkelijkheid. Daarom meent de FE niet eerder te hoeven factureren en btw af te dragen. Maar Rechtbank Noord-Holland is niet overtuigd. De FE heeft vragen aan de Belastingdienst gesteld die geen houtsnijden als zij nog zou twijfelen of zij een prestatie had verricht. Bovendien was in de serviceovereenkomsten opgenomen dat de bv wekelijks zou factureren. Zij had zelfs de nog te factureren omzet in haar rekening-courantverhoudingen met de vennootschappen geboekt.
Beroep FE deels gegrond
Doordat de FE de btw eerder had moeten afdragen, zijn de naheffingsaanslagen over 2016, 2017 en het eerste kwartaal van 2018 terecht opgelegd. Maar dat betekent ook dat de naheffingsaanslag over het derde kwartaal van 2018, die de fiscus ter behoud van recht heeft opgelegd, moet worden vernietigd. Verder vermindert de rechtbank de verzuimboete vanwege de lange doorlooptijd sinds de aankondiging van de boetes. Ook verbiedt de rechtbank de inspecteur een per abuis tot nihil verlaagde belastingrente opnieuw in rekening te brengen.
Wet: art. 12 eerste lid, 13, eerste en tweede lid, 34c, eerste lid en 34g Wet OB 1968
Denk vooruit met Advice intelligence
De nieuwe module van Taxvice signaleert vroegtijdig kansen en biedt mogelijkheden snel te onderzoeken welke klanten worden geraakt door bepaalde wetswijzigingen of rechtspraak. Nog een greep uit de mogelijke voorbeeld queries: zo is het bijvoorbeeld ook makkelijk vast te stellen voor welke klanten het verbreken van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting voordelig is nu het lage tarief geldt tot een winst van € 395.000. Of voor wie het aanpassen van de aftreklimiet van de earningsstrippingmaatregel naar 20% leidt tot een hogere heffing. Dit en nog veel meer is mogelijk met de Advice Intelligence module.
Nieuwsgierig geworden?
Wil je weten wat Advice Intelligence voor jóuw adviespraktijk kan betekenen? Neem contact op met een van onze adviseurs of vraag een gratis demo aan.
Geef een reactie