
Als de strafrechter oordeelt dat een btw-ondernemer een factuur heeft opgesteld op basis van een schijnhandeling, is er in principe geen handeling waarover de fiscus btw mag naheffen.
Een bv die een groothandel in ferrometalen drijft, wordt verdacht van btw-fraude en valsheid in geschrifte. De fiscus voert een boekenonderzoek uit en stelt dat de bv ten onrechte het nultarief heeft toegepast op schrootleveringen aan Britse afnemers. Daarom legt de inspecteur de bv een naheffingsaanslag op ter grootte van € 7.472.148. De bv dient een beroepschrift tegen deze naheffingsaanslag in bij rechtbank Noord-Holland.
Vrijgesproken van indienen onjuiste btw-aangifte
Rechtbank Noord-Holland wijst erop dat in de strafrechtelijke procedure hof Amsterdam de bv schuldig heeft bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrifte, maar heeft vrijgesproken van het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting. Het hof heeft namelijk geconcludeerd dat de facturen voor schrootleveringen zijn gebaseerd op schijnhandelingen. Maar dat betekent ook dat de bv geen btw-belaste prestaties heeft verricht waarover zij omzetbelasting is verschuldigd. Zij heeft evenmin zelf omzetbelasting teruggevraagd.
Belastingrechter sluit aan bij vrijspraak in strafprocedure
De uitspraak van hof Amsterdam ziet op dezelfde feiten en transacties die beroepsprocedure voor rechtbank Noord-Holland. In beide zaken is immers de vraag aan de orde of sprake is van onjuiste aangiften waardoor te weinig omzetbelasting is voldaan. Zou de rechtbank oordelen dat daarvan sprake is? Dan zou dat meebrengen dat de rechtbank als belastingrechter twijfel zou doen ontstaan aan de vrijspraak door het hof Amsterdam. Dit zou de zogeheten onschuldpresumptie aantasten, aldus de rechtbank. De rechtbank wil de juistheid van de vrijspraak niet in twijfel trekken. Daarom concludeert ook de rechtbank dat de bv geen prestatie heeft verricht waarvan de Belastingdienst de btw mag naheffen. En dus vernietigt de rechtbank de naheffingsaanslag.
Geef een reactie