EU-lidstaten zijn bij bepaalde combinaties van fouten in de btw-registratie en facturering niet verplicht om correctiemogelijkheden aan te bieden. Bij deze fouten kan de afnemer de voorbelasting dus niet aftrekken.
Een Bulgaarse vennootschap, een EOOD, die ondergrondse en bovengrondse spoorwegen aanlegt, is een btw-plichtige ondernemer. Op 4 augustus 2020 sluit de EOOD een overeenkomst met een Russische vennootschap, een OOD. Op grond van deze overeenkomst zal de OOD als dienstverlener baggerwerkzaamheden uitvoeren in de waterzone van een Bulgaarse haven. Bij deze overeenkomst is de EOOD de afnemer. De OOD reikt op 31 oktober 2020 en 1 november 2020 facturen uit. Op die data is de OOD niet voor btw-doeleinden geregistreerd in Bulgarije. De OOD heeft daarom geen btw op de facturen vermeld. Uiteindelijk heeft een vertegenwoordiger van de OOD in Bulgarije de overeengekomen werkzaamheden verricht. De uiteindelijke afnemer is een vennootschap die de EOOD heeft opgericht. De OOD heeft haar verzoek tot btw-registratie op 26 november 2020 ingediend. Op 11 december 2020 is het registratiebesluit aan haar betekend.
Russische dienstverlener overschrijdt omzetdrempel
Uit een belastingcontrole bij de OOD blijkt dat zij zo veel omzet in Bulgarije heeft behaald dat zij uiterlijk 16 december 2019 een registratieverzoek had moeten indienen. De OOD had daarom btw moeten afdragen over de omzet van haar diensten aan (de dochtervennootschap van) de EOOD. In een protocol geeft de OOD aan wat het desbetreffende bedrag aan btw is. Ook vermeldt het protocol de OOD als dienstverrichter en afnemer van de btw-belaste handelingen. De EOOD verstrekt aan de vertegenwoordiger van de OOD een lening. De OOD gebruikt het geleende geld om de verschuldigde btw af te dragen. Op basis van het protocol trekt de EOOD de btw af als voorbelasting voor het belastingtijdvak december 2021.
Bulgaarse fiscus weigert aftrek voorbelasting
De Bulgaarse belastingdienst stelt echter dat het belastbare feit zich op de datum van afgifte van dit protocol nog niet had voorgedaan, zodat geen btw was verschuldigd. Bovendien beschikte de EOOD op dat moment niet over facturen waarop de btw was vermeld. De Bulgaarse belastingdienst meent in dit verband dat dit protocol geen geldig document is waaruit het bestaan van een recht op aftrek blijkt. Bovendien is de btw over de diensten door de OOD pas voldaan na een controleprocedure. Op grond van Bulgaarse rechtspraak is de verrichter van een belastbare handeling die niet binnen de gestelde termijn een registratieverzoek heeft ingediend, verplicht de btw over die handeling te voldoen. Maar deze btw-ondernemer heeft niet het recht om de facturen te corrigeren die zijn uitgereikt in het tijdvak tussen het overschrijden van de omzetdrempel en de datum van daadwerkelijke registratie. De Bulgaarse belastingdienst weigert daarom de aftrek van voorbelasting.
Prejudiciële vragen
De EOOD begint een beroepsprocedure tegen de weigering van de Bulgaarse belastingdienst om de aftrek van voorbelasting te verlenen. In deze procedure komen uiteindelijk grof weg gezegd de volgende prejudiciële vragen op:
- Stel dat een dienstverlener op zijn uitgereikte factuur in eerste instantie geen btw vermeldt. Deze dienstverlener stelt later alsnog een document op, dat echter niet voldoet aan de factuureisen. Mag de inspecteur van een lidstaat in deze situatie de afnemer het recht op voorbelasting ontzeggen, zowel voor de periode waarin de dienst is verricht als voor de periode waarin deze in de belastingaangifte is aangegeven?
- Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, op welk tijdstip moet men het recht op aftrek van voorbelasting dan uitoefenen?
- Als de verrichter van een btw-belaste dienst niet tijdig een verzoek tot registratie heeft ingediend, moet hij dan alleen btw afdragen over de diensten die hij heeft verricht in de periode vanaf de datum waarop de registratieplicht is ontstaan tot de registratie bij de belastingdienst? En moet de mogelijkheid van een corrigerende factuur bestaan, zodat de afnemer voorbelasting kan aftrekken?
Geldige reden om aftrek van voorbelasting te weigeren
Het Hof van Justitie van de EU oordeelt dat een lidstaat de aftrek van voorbelasting mag weigeren als:
- een dienstverlener niet heeft voldaan aan zijn verplichting om een verzoek tot btw-registratie in te dienen terwijl hij aan zijn afnemer facturen heeft uitgereikt waarop de btw niet is vermeld, en
- de dienstverlener bovendien tijdens een belastingcontrole een protocol heeft opgesteld waarin deze btw is vermeld en waarin deze dienstverlener ook als afnemer is aangemerkt.
Onder voorwaarden geen correctie van factuur mogelijk
Verder oordeelt het Hof dat een lidstaat mag uitsluiten dat een factuur is te corrigeren als:
- de btw niet is vermeld op de factuur die de dienstverlener aan de afnemer van een aan deze belasting onderworpen dienst heeft uitgereikt en
- deze dienstverlener tijdens een belastingcontrole een protocol heeft opgesteld waarin de btw is vermeld en waarin deze dienstverrichter ook als afnemer van die dienst is aangemerkt.
Wet: art. 15 en 34c Wet OB 1968
Bron: Hof van Justitie van de EU 21 november 2024, ECLI:EU:C:2024:976, C-624/23
Geef een reactie