Het langer mogen parkeren bij een hotel is een dienst die niet opgaat in het aanbieden van verblijf in dat hotel. Daarom geldt het normale btw-tarief voor dit parkeren.
Een bv exploiteert een hotel met 625 hotelkamers, diverse zalen, een zwembad, een restaurant en een besloten parkeerterrein. Het hotel ligt dichtbij een luchthaven. Wie een kamer in het hotel boekt, krijgt ook het recht een auto op het besloten parkeerterrein van het hotel te parkeren op de dag van aankomst in het hotel en op de dag van vertrek. Alle gasten mogen ook zonder bijbetaling meerijden met een shuttlebus die tussen het hotel en de luchthaven rijdt. Maar klanten kunnen in plaats van het standaard arrangement het zogeheten Park-Sleep-Fly-arrangement (PSF-arrangement) boeken. In dat geval mag de klant een auto na de dag van uitchecken uit het hotel nog 29 dagen laten staan op het besloten parkeerterrein. Het PSF-arrangement is € 40 duurder dan het standaardarrangement.
Ondernemer past verlaagd tarief toe op parkeren
De bv past in de jaren 2012 – 2016 over haar omzet uit parkeren het verlaagd tarief van toen nog 6% toe. Deze omzet houdt vrijwel geheel verband met de PSF-arrangementen. Een deel van de ontvangen vergoedingen daarvoor is geboekt als ‘omzet parkeren’. Voor de rest vloeit die omzet voort uit vergoedingen die aan niet-gasten in rekening zijn gebracht voor parkeren op het besloten parkeerterrein. Dat komt echter sporadisch voor. Naar aanleiding van een boekenonderzoek concludeert de inspecteur dat de bv over de omzet parkeren het normale tarief van 21% heeft moeten toepassen. Dit geldt alleen voor zover die omzet is toe te rekenen aan het vervoer met de shuttlebus van gasten die het PSF-arrangement hebben geboekt. Daarom krijgt de bv naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Maar de bv tekent beroep aan tegen deze naheffingsaanslagen. Daarbij stelt zij dat het PSF-arrangement een ondeelbare economische prestatie is waarvan splitsing kunstmatig zou zijn.
Arrangement bestaat uit te onderscheiden prestaties
Hof Amsterdam meent dat het PSF-arrangement wel degelijk bestaat uit te onderscheiden prestaties. Dat de bv maar één prijs hanteert, is onvoldoende om te stellen dat sprake is van een ondeelbare economische prestatie. Het hof ziet het parkeren als een dienst die los staat van een overnachting. Bij het PSF-arrangement is de langparkerendienst zelfs relatief gemakkelijk te splitsen. Het is immers deze dienst waar de klant € 40 extra voor betaalt. Evenmin kan men zeggen dat het lang parkeren het verblijf optimaliseert. Het hof verklaart daarom het beroepschrift van de bv ongegrond. De bv krijgt wel een immateriële schadevergoeding toegekend vanwege een overschrijding van de redelijke termijn.
Geef een reactie