Voor 1 januari 2017 wilde de Belastingdienst dat een ondernemer een verzoek indiende om de afgedragen btw op een oninbare vordering terug te krijgen. De inspecteur wilde niet dat de ondernemer op eigen houtje de teruggaaf verwerkte in zijn btw-aangifte. Rechtbank Gelderland oordeelt echter dat de fiscus in zo’n geval de btw niet mag navorderen als de ondernemer recht had op de teruggaaf.
Een bv die een warmtekrachtkoppeling-installatie exploiteerde, had oninbare vorderingen. Ze wilde de btw over deze vorderingen terugvragen. Dit deed zij door de negatieve bedragen aan btw te verwerken in haar btw-aangiften over 2013. De Belastingdienst volgde aanvankelijk de aangiften, maar legde de bv later naheffingsaanslagen op. De inspecteur stelt dat de bv de teruggaaf niet in de btw-aangifte had mogen verwerken. Zij had daartoe een apart verzoek moeten indienen. De rechtbank oordeelt dat de wet (tot 1 januari 2017) niet duidelijk verklaarde hoe de teruggaaf tot stand moest komen. Van belang was, dat de bv recht had op teruggaaf. De fiscus mag daarom de door verwerking in de aangifte verleende teruggaaf niet naheffen.
Wet: art. 29, eerste lid, onderdeel a Wet OB 1968 (tekst 1 januari 2013)
Bron: Rechtbank Gelderland 14 mei 2020 (gepubliceerd 18 mei 2020), ECLI:NL:RBGEL:2020:2539, AWB 19/5580
Geef een reactie