
De Belastingdienst mag een bv geen vergrijpboete opleggen voor het ten onrechte indienen van een nihilaangifte btw, als de gemachtigde van deze bv niet deskundig is op het gebied van de omzetbelasting.
Een bv is opgericht op 7 april 2017. Haar enig aandeelhouder is tevens haar gemachtigde. Deze aandeelhouder drijft een eenmanszaak, waarvan de bv de activiteiten overneemt. De bv heeft over de periode van 1 april 2017 tot en met 31 december 2017 aangiften omzetbelasting ingediend. Daarbij heeft zij steeds het verschuldigde bedrag aan omzetbelasting op nihil gesteld. Nadat de inspecteur een onderzoek heeft uitgevoerd, constateert hij dat de bv wel btw had moeten afdragen. Daarom legt de Belastingdienst de bv een naheffingsaanslag en vergrijpboete op. Vervolgens gaat de bv in beroep tegen de naheffingsaanslag en de vergrijpboete. In de beroepsprocedure constateert de inspecteur dat hij ook omzetbelasting heeft nageheven over omzet vóór de oprichtingsdatum van de bv. Daarom stelt hij dat een vermindering van de naheffingsaanslag moet plaatsvinden. Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het daarmee eens.
Vergrijpboete vernietigd
Vervolgens gaat de rechtbank in op de vraag of de vergrijpboete terecht is opgelegd. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De Belastingdienst heeft namelijk niet overtuigend aangetoond dat de bv opzettelijk of door grove schuld de omzetbelasting niet heeft voldaan. De rechtbank acht aannemelijk dat het voor de gemachtigde en de bv in 2017 niet zonder meer duidelijk was wie de prestaties verrichtte en wie daarover btw moest afdragen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de gemachtigde en daarmee ook de bv kennelijk niet deskundig is op het gebied van de omzetbelasting. Het dossier evenmin aanknopingspunten waaruit valt op te maken dat de bv zich bewust was van de onjuistheid van haar nihilaangiften. Daarom vernietigt de rechtbank de vergrijpboete.
Wet: art. 20, eerste lid en 67f AWR
Geef een reactie