Vindt een schenking plaats van een holding met vastgoed en een minderheidsbelang aan een verkrijger zonder belang in die holding? Dan moet de verkrijger in beginsel overdrachtsbelasting betalen.
Een man houdt alle aandelen in een bv. Deze bv houdt vanaf 2014 95% van de aandelen in een tussenhoudstervennootschap. Deze tussenhoudster bezit alle aandelen in een werkmaatschappij met een schildersbedrijf. De overige 5% van de aandelen van de tussenhoudster is in handen van de holding van de ouders van de man. Op 29 december 2017 schenken de ouders al hun aandelen in de holding aan hun zoon. Op dat moment bestaat het vermogen van de holding uit een belang van 5% in de tussenhoudster, enkele onroerende zaken, een lening uit de tussenhoudster en een vordering op de werkmaatschappij. De holding verhuurt haar onroerende zaken aan de werkmaatschappij. De zoon betaalt overdrachtsbelasting vanwege de verkrijging van de aandelen in de holding. Hij meent echter dat hij deze belasting niet is verschuldigd. Zijn geschil met de fiscus belandt voor Rechtbank Gelderland.
Bezitseis en doeleis
Het eerste geschilpunt betreft de vraag of de holding een onroerendezaakrechtspersoon (OZR) is. Daarvoor zijn de zogeheten bezitseis en doeleis van belang. De bezitseis houdt in dat de bezittingen van een OZR op het tijdstip van de verkrijging of op enig moment in het jaar dat daaraan vooraf gaat voor meer dan 50% bestaan of heeft bestaan uit onroerende zaken. Bovendien moeten deze bezittingen voor minimaal 30% bestaan uit onroerende zaken in Nederland. De doeleis houdt in dat de onroerende zaken voor 70% of meer dienstbaar zijn aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van die onroerende zaken. Daarbij telt eigen gebruik niet als het exploiteren van onroerende zaken!
Eigen gebruik na consolidatie?
Volgens de zoon moet in zijn geval consolidatie plaatsvinden. Hij meent dat het belang van zijn ouders in de holding aan hem is toe te rekenen. Volgens de wet kan inderdaad consolidatie van de potentiële OZR met een lichaam aan de orde zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval als de rechtspersoon samen met een natuurlijk persoon voor minstens een derde deel een belang bezit of heeft bezeten in het lichaam. Daarbij moet de genoemde natuurlijke persoon, eventueel met zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie, een belang van minstens 90% in die rechtspersoon hebben. De zoon stelt dat door consolidatie de holding en de werkmaatschappij als het ware één geheel vormen. Daardoor is sprake van vastgoed in eigen gebruik en wordt niet voldaan aan de doeleis.
Geen consolidatie mogelijk
Maar de rechtbank oordeelt dat geen consolidatie kan plaatsvinden. De desbetreffende natuurlijk persoon moet op het moment van verkrijging namelijk zelf ook een belang hebben in de holding voordat samentelling met de aandelen van bloed- en aanverwanten kan plaatsvinden. Op het moment van de verkrijging hield de zoon echter geen aandelen in de holding. Het is evenmin toegestaan om de ouders als vertrekpunt te nemen. De man is immers de enige natuurlijke persoon is die meer dan een derde van het belang in de tussenhoudster en de werkmaatschappij heeft.
Beroep op bedrijfsopvolgingsregeling afgewezen
De zoon doet nog een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling. Maar de rechtbank oordeelt dat deze faciliteit niet van toepassing is. Daarvoor is namelijk vereist dat de holding een materiële onderneming drijft, waaraan de onroerende zaken dienstbaar zijn. De holding doet echter alleen aan het verhuren van onroerende zaken en het houden van een minderheidsbelang. De rechtbank oordeelt dat de onroerende zaken van de holding evenmin zijn overgedragen als onderdeel van een overdracht van een materiële onderneming. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van de man ongegrond.
Wet: art. 4 en 15, eerste lid WBRV
PE-Pitstop Optimaliseren bedrijfsopvolgingsregeling (BOR)
De cursus is geen (basis)cursus over de theorie van de BOR, maar meer een verfijnde vertaling hiervan naar de ‘echte praktijk’. Enige basiskennis over de BOR is daarom wenselijk. Na het volgen van de Pitstop weet u wanneer de BOR van toepassing is, hoe deze toepassing fiscaal geoptimaliseerd kan worden en welke civielrechtelijke aspecten hierbij van belang zijn. Het aanmerkelijk belang staat tijdens de cursus centraal.
Geef een reactie