Of iemand in Nederland woont, wordt naar omstandigheden beoordeeld. Daarbij is ook van belang om te beoordelen of die persoon niet tevens een woonplaats buiten Nederland heeft.
Een ambulante handelaar met Nederlandse nationaliteit stond tot 28 november 2001 ingeschreven op het adres van zijn ouders. Daarna had hij zich laten inschrijven in Duitsland, waarna hij op 8 februari 2012 zich liet inschrijven in Spanje. Op 5 december 2013 had ambulante handelaar zich weer in Nederland laten inschrijven. Door verkregen informatie uit een strafrechtelijk onderzoek legde de inspecteur navorderingsaanslagen en boeten opgelegd.
Bepaling fiscale woonplaats
In geschil bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is onder meer in geschil of de man in Nederland zijn woonplaats had. Bij bevestigende beantwoording is ook in geschil of de man wel de vereiste aangifte had gedaan. De rechtbank komt tot het oordeel dat de man zijn fiscale woonplaats in Nederland had en niet tevens in het buitenland. De rechtbank geeft daarvoor verschillende redenen aan. De man had de Nederlandse nationaliteit en was eigenaar van een perceel grond waarop een woonwagen stond die voor duurzame bewoning geschikt was. De woonwagenbewoner had een Nederlandse bankrekening waarop hij bedragen contant had gestort. Via die rekening had hij ook voor elektriciteit en water betaald. Ook was hij verzekerd in Nederland en bezocht in Nederland zorgverleners. Tot slot had hij auto’s gehuurd waarvoor hij boetes had ontvangen. De man kon de rechtbank niet overtuigen dat hij ook inwoner van een ander land was geweest.
Omkering bewijslast door geen aangifte te doen
De rechtbank kwam verder tot het oordeel dat de man niet de vereiste aangifte had gedaan en dat daardoor de werkelijk verschuldigde belasting zowel in absoluut als relatief opzicht afweek van de aangegeven belasting. Daardoor werd de bewijslast omgekeerd. Dat betekende dat de man de hoogte van zijn inkomen overtuigend moest aantonen. Daarin slaagde de man niet. De rechtbank volgde de inspecteur in zijn berekeningen van het inkomen door vermogensvergelijkingen. Wel bracht hij enkele correcties daarop aan. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn matigde de rechtbank de boeten en kende de man een immateriële schadevergoeding toe.
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 12 juli 2019 (gepubliceerd 9 december 2019), ECLI:NL:RBZWB:2019:3160
Geef een reactie