Rechtbank Zeeland-West-Brabant maakt duidelijk dat onterecht gefactureerde btw onder voorwaarden toch aftrekbaar is als voorbelasting. Een belangrijke voorwaarde is dat de afnemer de btw niet of moeilijk kan terugvragen van de leverancier.
Een Nederlandse bv hield zich bezig met introductie, uitvoering en handel in aan energie gerelateerde industriële goederen en technologieën. Daarnaast was zij actief op het gebied van ontwikkeling, consultancy en begeleiding van internationale energieprojecten tussen Europese bedrijven en bedrijven uit Oost-Europa. In de jaren 2016 en 2017 deed de bv zaken met een andere vennootschap in Nederland. Deze vennootschap reikte aan de bv facturen uit waarbij btw in rekening was gebracht. De bv betaalde deze facturen inclusief de btw. Zij trok de gefactureerde btw af als voorbelasting. Later hief de Belastingdienst de afgetrokken voorbelasting na, omdat de bv te veel voorbelasting zou hebben afgetrokken. De fiscus meende namelijk dat geen feitelijke leveringen van de vennootschap hadden plaatsgevonden, althans niet in Nederland. In de bezwaarfase wist de bv de naheffingsaanslagen omlaag te krijgen, maar zij was nog niet tevreden.
Geen levering in Nederland
Zij begon daarom een beroepsprocedure. Daarbij overlegde zij facturen van vervoerders en documenten die een route vermeldden. Ook vermeldden de documenten plaatsen waar spullen waren geladen. Maar met de overlegde stukken maakt de bv volgens de rechtbank niet-aannemelijk dat zij (pas) in Nederland de beschikkingsmacht over de goederen had verkregen. De documenten scheppen namelijk geen duidelijkheid over de juridische afspraken met betrekking tot de goederen. Ook is niet gespecificeerd welke goederen waar zijn ingeladen. De rechtbank is het daarom met de fiscus eens dat de vennootschap ten onrechte btw in rekening heeft gebracht aan de bv.
Geen verhaal bij leverancier mogelijk
Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de bv de ten onrechte gefactureerde btw toch mag aftrekken als voorbelasting. Dat vloeit voort uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de EU van 26 april 2017 (ECLI:EU:C:2017:302, nr. C-564/15). Daarin bepaalde het Hof de koper van een goed rechtstreeks de terugbetaling van btw kan aanvragen bij de fiscus als de terugbetaling van de btw via de koper onmogelijk is of uiterst moeilijk wordt. Deze situatie doet zich hier voor, want de andere vennootschap is verwikkeld in een faillissementsprocedure. Een andere voorwaarde voor aftrek van voorbelasting in deze situatie is dat geen sprake is van fraude. Daarnaast moet de leverancier de gefactureerde btw hebben afgedragen. De rechtbank constateert dat ook aan deze voorwaarden is voldaan en vernietigt de naheffingsaanslagen.
Geef een reactie