Een btw-ondernemer hoeft zijn leverancier niet zo uitgebreid te controleren, dat hij daarmee de controletaken van de fiscus op zich neemt.
De volgende zaak voor Hof Den Haag betreft een bv die mobiele telefoons, tablets, laptops en accessoires verkoopt. Ook sluit zij contracten tussen klanten en providers van telecomdiensten af. De administratie meldt een verwerving van een winkelinventaris op 1 juli 2013. Het gaat daarbij om een bedrag van € 90.750 inclusief € 15.750 aan btw. De aandeelhouder van de bv stelt dat de bv deze inventaris heeft overgenomen van twee andere vennootschappen. De aankoopsom zou zijn betaald met contante bedragen, die de aandeelhouder heeft ontvangen op twee grote feesten. De inspecteur gelooft dit verhaal niet. Hij meent bijvoorbeeld dat de vennootschap die de inventaris zou hebben geleverd, niet de beschikkingsmacht daarover had. Daarom weigert de fiscus de aftrek van voorbelasting.
Inventaris in winkel gezien
Maar het hof merkt op dat diverse omstandigheden het aannemelijk maken dat de bv wel de winkelinventaris heeft overgenomen. Zo heeft zij een materiële onderneming gedreven, waarvoor zij een inventaris nodig had. De controleambtenaar heeft deze inventaris ook in de winkel zien staan. Ook overlegt de bv een factuur van een van de vennootschappen voor de overname van een winkelinventaris voor een totaalbedrag van € 90.750 inclusief € 15.750 btw.
Bv kon niet alles weten
Wat betreft de beschikkingsmacht van de overdragende vennootschap, dit is niet tegen te werpen aan de bv. De schoonzus van de aandeelhouder van de bv heeft die aandeelhouder verteld dat die vennootschap de inventaris heeft overgedragen. Deze schoonzus heeft vele jaren ervaring als ondernemer. Deze omstandigheid en de familiaire relatie tussen de schoonzus en de aandeelhouder maken dat de bv de schoonzus heeft mogen vertrouwen. Anders zou de bv gedwongen worden om zulke complexe controles uit te voeren, dat de controletaken van de fiscus feitelijk bij haar zouden komen te liggen. Omdat de bv geen inzicht heeft gehad in de administratie van de overdragende vennootschap, is haar evenmin te verwijten dat ze misschien te veel heeft betaald voor de inventaris.
Geldcadeaus
Ten slotte vindt het hof het verhaal van de aandeelhouder van de bv dat zij geld heeft ontvangen tijdens een groot feest geloofwaardig. De desbetreffende feesten hebben een bepaald traditioneel karakter, waarbij het geven van enveloppen met geld past. Al met al oordeelt het hof dat de Belastingdienst de aftrek voorbelasting ten onrechte heeft geweigerd.
Ingetrokken cassatieberoep
Aanvankelijk heeft de Staatssecretaris van Financiën cassatieberoep aangetekend tegen de hofuitspraak. Hij sluit niet uit dat een ander bewijsoordeel meer voor de hand lag. Toch is hij intussen tot de conclusie gekomen dat de waardering door het hof niet onbegrijpelijk is. De hofuitspraak geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor de rest is de hofuitspraak sterk verweven met waarderingen van feitelijke aard. Daarom verwacht de staatssecretaris geen succes van zijn cassatieberoep en heeft hij het ingetrokken.
Wet: art. 2 en 15, eerste lid, onderdeel a Wet OB 1968
Bronnen: Gerechtshof Den Haag 13 april 2023 (gepubliceerd 30 mei 2023), ECLI:NL:GHDHA:2023:778, BK-22/00572 en Ministerie van Financiën 31 mei 2023, nr. 2023-0000126674
Geef een reactie