Als een of meer vennoten van een vof uit deze vof treden, kan dat ertoe leiden dat de voortzettende vennoten de economische eigendom van vastgoed in de vof verkrijgen. Zij moeten dan overdrachtsbelasting betalen.
Drie vennoten dreven via een vof een detailhandel in zuivelproducten en levensmiddelen. Tot het vennootschapsvermogen behoorden onder meer een woonhuis met winkel, magazijn en garage en een schuur met erf. Op 1 januari 2010 trad een vennoot uit de vof en vijf jaar later volgde een andere vennoot. Op 20 juli 2016 zijn de aktes van verdeling opgesteld. De Belastingdienst meent dat door het uittreden van de vennoten de voortzettende vennoot de economische eigendom van de onroerende zaken in de vof heeft verkregen. De desbetreffende vennoot betwist dat sprake is van een verkrijging die belast is met overdrachtsbelasting. Het geschil belandt voor Rechtbank Gelderland.
Geen gevolgen meerwaardeclausule
De rechtbank stelt vast dat de voortzettende vennoten bij het uittreden van een vennoot alleen een recht op levering verkrijgen. Dat staat in de firma-akte. Maar uit het handelen van de vennoten vloeit voort dat zij kort na de uittredingen uitvoering hebben gegeven aan de levering. Door hun belang in de vof over te dragen is het risico van waardeverandering van hun aandeel in de onroerende zaken ook overgegaan naar de voortzettende vennoot. De meerwaardeclausule in de vof-overeenkomst brengt de rechtbank niet op andere gedachten. Met deze clausule zijn namelijk alleen afspraken gemaakt over een waardestijging van de onroerende zaak en niet een waardevermindering. Bovendien is deze meerwaardeclausule in de tijd beperkt. Met het verstrijken van de tijd ziet deze clausule dus op een steeds kleiner deel van de meerwaarde. De rechtbank verklaart het beroep van de voortzettende vennoot ongegrond.
Geef een reactie