Dat een recht op (na-)indexatie niet is inbegrepen in de overdrachtswaarde van een pensioen wil nog niet zeggen dat een pensioenaanspraak is prijsgegeven.
Een man was als directeur in dienst bij een beheervennootschap, die aan hem pensioenaanspraken had toegekend. De beheer-bv kende haar directeur onder meer een voorwaardelijk recht op (na-)indexatie van het pensioen toe. De pensioenaanspraken waren ondergebracht bij de beheer-bv. De directeur verzocht de beheer-bv de pensioenverplichting over te dragen aan een bv, waarin hij zelf alle aandelen hield. Deze persoonlijke holding van de directeur had vervolgens de pensioenverplichting overgenomen die de beheer-bv had tegenover de man. Daarbij was de indexatie niet in de overdrachtswaarde is meegenomen. Volgens de Belastingdienst leidde deze gebeurtenissen tot het prijsgeven van pensioen. Maar de beheer-bv betwistte dat en ging in beroep.
Aanspraak is vervallen
Hof Den Haag stelde vast dat sprake was van een voorwaardelijke recht op (na-)indexatie van een pensioen dat was gebaseerd op een overeenkomst tussen de pensioengerechtigde en de pensioenuitvoerder. Zo’n recht telt als een aanspraak op een pensioen voor de loonbelasting, aldus het hof. Zie ook NTFR 2020/3414. Volgens het hof is met de overdracht van de pensioenverplichting waarbij geen rekening is gehouden met een na-indexatie, vast komen te staan dat deze aanspraak is vervallen. Daarmee is dit recht op (na-)indexatie volgens het hof prijsgegeven, de omkeerregel niet langer geldt. De beheer-bv liet het daarbij niet zitten en ging in cassatie.
Niet aansluiten op civiel recht
In cassatie klaagt de beheer-bv dat het oordeel van het hof onjuist is. Zij betoogt dat voor de uitleg van dit begrip men moet aansluiten bij de civielrechtelijke definitie(s). Daarnaast bestrijdt de bv het oordeel van het hof dat met de overdracht van de pensioenverplichting het recht op (na-)indexatie is prijsgegeven. Naar de mening van Advocaat-generaal (A-G) Niessen zijn er in de onderhavige zaak twee redenen om voor de uitleg van het begrip ‘aanspraak ingevolge een pensioenregeling’ niet zonder meer aan te sluiten bij het civiele recht. Ten eerste is het fiscale begrip aansprak ouder dan het begrip in de Pensioenwet. Bovendien streeft de Pensioenwet een ander doel na dan de Wet op de loonbelasting 1964. Nu het overeengekomen voorwaardelijk recht op (na-)indexatie op basis van het fiscale kader kwalificeert als een aanspraak ingevolge een pensioenregeling, faalt het eerste middel.
Geen aanspraak prijsgegeven
Het tweede middel betreft de vraag welke vorm van handelen precies vereist is voor het prijsgeven van een aanspraak in fiscale zin. Het volledige samenstel aan rechten en verplichtingen, zoals overeengekomen in de pensioenbrief, is overgedragen door de beheer-bv aan een derde, niet-gelieerde vennootschap. Volgens de A-G zijn geen feiten gesteld of gebleken waaruit blijkt dat een aanspraak is prijsgegeven. De enkele omstandigheid dat bij de overdracht van de verplichting geen afzonderlijke waarde is toegekend aan een onderdeel van de aanspraak, maakt volgens de A-G niet dat deze aanspraak is gewijzigd, of dat van (een deel van) deze aanspraak is afgezien. Van enige wijziging van hetgeen is overeengekomen in de pensioenbrief is ook niet gebleken. Daardoor is de voorwaardelijke aanspraak op (na-)indexatie van de verzekerde/begunstigde blijven bestaan. Het middel slaagt zodat de A-G concludeert dat de Hoge Raad het cassatieberoep van de beheer-bv gegrond moet verklaren.
Geef een reactie