Wie in het kader van zijn dienstbetrekking certificaten in een vennootschap ontvangt, geniet wellicht een belast voordeel. Dit kan zelfs het geval zijn als de werknemer de certificaten tegen nominale waarde vermeerderd met agio heeft verkregen.
Een man werkte tot december 2006 voor een private equity fonds. Hij werkte in een team dat de wenselijkheid van de verwerving van een groep vennootschappen onderzocht. Een dochtervennootschap van het fonds kocht in augustus 2006 de holding van het fonds op. Vanaf 1 januari 2007 ging de man werken in het managementteam van deze holding. In dat verband verkreeg de man in december 2006 certificaten in de dochtervennootschap tegen nominale waarde, al dan niet vermeerderd met agio. Volgens de man was deze verkrijging onbelast. De inspecteur meende echter dat de certificaten in de dochter sinds de acquisitie van de holding in waarde waren gestegen. Hij stelde voor Hof Arnhem-Leeuwarden zelfs dat de man geen correcte aangifte inkomstenbelasting had ingediend, zodat omkering van de bewijslast moest plaatsvinden. Maar hof wees erop dat de rechtbank het beroep van de man tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting al gegrond had verklaard. Daardoor zou sprake zijn van een pleitbaar standpunt.
Alsnog waarde certificaat vaststellen
Het hof heeft daarmee volgens de Hoge Raad zijn oordeel niet goed gemotiveerd. De rechtbank vond namelijk dat de inspecteur de waardestijging van de certificaten onvoldoende had bepleit. In zo’n geval is de belastingplichtige niet op rechtskundige gronden in het gelijk gesteld. Zijn standpunt is dan niet automatisch pleitbaar. Bovendien had het hof wel geoordeeld dat de waarde van de certificaten minstens € 260 was, maar verder geen oordeel over de waarde uitgesproken. De Hoge Raad verwijst de zaak door naar Hof Den Bosch om alsnog een waarde toe te kennen aan de certificaten.
Terechte toerekening aan kinderen
De man had geregeld dat zijn minderjarige kinderen door doorcertificering een deel van de certificaten ontvingen. Zo voorkwam hij dat hij een aanmerkelijk belang verkreeg in de dochtervennootschap. Zie ook: ‘Fiscus moet toerekening aandelen aan kinderen accepteren’. De staatssecretaris van Financiën meent dat de man wel een aanmerkelijk belang heeft verkregen, maar de Hoge Raad wijst het cassatieberoep af. De Hoge Raad ziet geen reden om fiscaal af te wijken van wat de partijen civielrechtelijk overeen zijn gekomen.
Wet: art. 27e, eerste lid AWR en art. 2.14a en 4.6 Wet IB 2001
Bron: Hoge Raad 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:970, 18/02266 en Hoge Raad 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:972, 18/02268
Geef een reactie